Het louteringsproces, waaraan elke ziel blootgesteld is, zal zolang voortduren, totdat de gang over de aarde afgelegd is, want zolang deze aardse gang niet beëindigd is, is ook de ziel niet vrij van afvalstoffen en daarom ook niet waardig om het hoogste en zuiverste Wezen, de eeuwige Godheid, te naderen. Want elke onvolmaaktheid scheidt het wezen van God, Die toch de volmaaktheid Zelf is.
En derhalve moet eerst de volmaakte toestand bereikt zijn, voordat de versmelting met de eeuwige Godheid zich voor kan doen. Het wezen moet elke onzuiverheid afgedaan hebben. Het moet zonder tekortkomingen zijn. Het moet zich volledig gereinigd hebben en daartoe was de gang over de aarde absoluut noodzakelijk. Het was de enige mogelijkheid het wezen zo te vormen, zoals het sinds eeuwigheid zijn bestemming is. Tot een God gelijkend wezen. Tot een wezen, dat in liefde opgaat, dat in liefde dient en nu weer van zijn kant een missie uitvoert om onvolmaakte wezens naar volmaaktheid te leiden.
Zolang dit proces niet volkomen ten uitvoer gebracht is, kan de vereniging met God niet plaatsvinden. Maar God verlangt naar Zijn schepselen. De Vader wil Zijn kinderen winnen en daarom probeert Zijn eindeloze liefde de weg voor hen te verkorten. Hij stelt hen alle mogelijkheden ter beschikking om zich van de afvalstoffen te ontdoen. Hij geeft hun taken, waarvan de vervulling hen vooruitgang oplevert. Hij biedt hun hulpmiddelen aan, die eveneens in korte tijd een loutering bewerkstelligen en Hij laat het in het laatste stadium aan het wezen over om zich uit de onvrije toestand te verlossen. Hij geeft hem het vermogen om te beseffen. Hij verleent het wezen elke hulp en verlangt enkel de vrije wil van hem. Maar Hij belooft hem daarvoor in de plaats de meest vreugdevolle toestand in het hiernamaals.
En derhalve heeft juist de liefde van God Zelf ook deze toestand over de mensen afgekondigd, die het wezen aanleiding zou moeten geven tot het hoogste streven, als zijn wil eveneens de gebonden toestand zou willen ontvluchten. En God moet de mens weer leed toesturen om de wil om daaruit bevrijd te worden te stalen. Elk leed heeft alleen maar als doel het wezen naar God te laten verlangen, omdat pas dan de goddelijke genade in actie kan komen en zonder genade zou weer de kracht van de mens te gering zijn om zich te bevrijden en de wil wordt pas dan actief, als hij de zin en het doel van dat, wat hij nastreeft, herkent. Omdat de wil van de mens geëist wordt, moet hij door lijden en nood zo beïnvloed worden, dat hij zich daarheen wendt, waar de laatste verlossing hem wenkt, naar de eeuwige Godheid, Die in Haar liefde steeds probeert om de toestand van lijden van het wezen te verkorten.
Amen
VertalerII processo di purificazione, al quale è esposta ogni anima, durerà finché non sia stato percorso il cammino terreno, perché prima che questo non sia terminato, anche l’anima non è libera da scorie ed in seguito a ciò nemmeno ancora degna dell’avvicinamento all’Essere più alto e più puro, all’eterna Divinità, perché ogni imperfezione separa l’essere da Dio, il Quale E’ appunto la Perfezione Stessa. E quindi dapprima dev’essere raggiunto lo stato di perfezione, prima che possa aver luogo la fusione con l’eterna Divinità, l’essere deve aver deposta ogni impurità, dev’essere senza errore, dev’essersi totalmente purificato, e per questo il percorso sulla Terra era inevitabile, era l’unica possibilità di formare l’essere così com’è la sua destinazione sin dall’Eternità, un essere simile a Dio, un essere, che sorge nell’amore, che serve nell’amore ed ora nuovamente da parte sua svolge la stessa missione, condurre degli esseri imperfetti alla perfezione. Prima che questo processo non sarà svolto definitivamente, l’unificazione con Dio non può aver luogo. Ma Dio desidera le Sue creature, il Padre vuole conquistare i figli Suoi, e quindi il Suo infinito Amore cerca di abbreviare loro la via. Mette loro a disposizione tutte le possibilità di liberarsi delle scorie, pone dei compiti la cui soluzione procura loro dei progressi, offre loro dei mezzi ausiliari, che procurano anch’essi una purificazione nel tempo più breve, e nell’ultimo stadio pone all’essere di liberarsi dallo stato non-libero. Gli dà la Forza per la conoscenza, concede all’essere ogni prestazione d’Aiuto ed esige da lui solamente la libera volontà, ma per questo gli assicura lo stato più luminoso nell’aldilà. E quindi proprio l’Amore di Dio Stesso ha emesso quelle situazioni sull’uomo, che dovrebbero indurlo alla più alta aspirazione, se la sua volontà volesse pure sfuggire allo stato legato. E Dio deve nuovamente mandare la sofferenza all’uomo, per rendere ferrea la volontà di liberarsene. Ogni sofferenza ha soltanto lo scopo di indurre l’essere a desiderare Dio, perché solo allora la Grazia divina può entrare in azione e senza la Grazia la forza dell’uomo sarebbe di nuovo troppo scarsa per liberarsi, e la volontà diventa attiva solamente, quando riconosce il relativo senso e scopo a cui tende. Dato che viene pretesa la volontà dell’uomo, attraverso la sofferenza e la miseria questa dev’essere influenzata in modo, che si rivolga là dove vede l’ultima Redenzione, l’eterna Divinità, che nel Suo Amore cerca sempre di abbreviare lo stato di sofferenza dell’essere.
Amen
Vertaler