Als vaste plaatsen om GOD te vereren, hebt u mensen u gebouwen geschapen die niet erg stroken met de Wil van de HEER. Daardoor is de eigenlijke verering van GOD in het hart van de mens tot een minimum gedaald. Er wordt heel wat meer waarde gehecht aan uiterlijkheden in speciaal daarvoor gebouwde ruimten, dan aan de innerlijke omgang van de mens met de Hemelse VADER.
Nochtans moet deze alleen ten grondslag liggen aan alle GOD's verering. Aan elke handeling met vertoon van praal ontbreekt de diepe innerlijkheid. Wat echter ook begrijpelijk is, want daarbij is de mens te zeer met al de aardse materie verbonden dan dat hij zich waarlijk eenvoudig en innig met de Hemels VADER zou kunnen verbinden. Waar dus een zichtbare uitbeelding iets geestelijks duidelijk moet maken, bestaat steeds het gevaar dat al het zichtbare de aandacht krijgt, daarentegen het geestelijke veronachtzaamd wordt.
De mens kan eigenlijk pas tot innerlijke rust, tot vergeestelijking komen, als al het waarneembare, dat binnenkomt door's mensen zintuigen volledig wordt uitgeschakeld. Ieder mens moet voortdurend worstelen en op z'n hoede zijn dat aardse verlangens en wereldse gedachten niet de overhand krijgen. Want in gelijke mate als die gedachten de overhand krijgen, neemt de wil tot het geestelijke af. En het is dan uiterst moeilijk weer in contact met het geestelijke te komen.
Daarom is het begrijpelijk dat alle ceremonien, alle handelingen die in zekere zin de mens iets geestelijke moeten duidelijk maken, juist het meest geschikt zijn de mens op het uiterlijke gericht en oppervlakkig te laten worden.
Zoekt de mens uit innerlijke drang zichzelf te vergeestelijken, dan zal het hem duidelijk worden hoe volhardend hij tegen alle invloeden van buitenaf moet strijden. Hoe hij steeds weer proberen moet alles om zich heen uit te schakelen, om zich geheel en al aan het "zuiver geestelijke" over te kunnen geven. En dat alles is niet mogelijk op plaatsen waar veel mensen samen zijn en waar vastgestelde handelingen plaats vinden die de grootste aandacht van de kant van de mensen opeisen, echter juist omgekeerd de aandacht afleiden van dat wat alleen belangrijk is voor GOD.
De mens moet niet denken dat het hem tot zonde gerekend wordt als hij al deze uiterlijkheden niet nakomt. Wat door GOD gewaardeerd wordt is alleen de diepte van het geloof, de graad van liefde en de onbeperkte overgave van het aardse kind aan zijn Hemelse VADER. En wie zich daar ijverig mee bezighoudt, die hoeft het oordeel van de VADER niet te vrezen. Want hij handelt dan zoals het de VADER welgevallig is en zoekt in alles de "kern" en niet slechts de schil.
GOD slaat geen acht op volmaakte handelingen die toch alleen maar uiterlijk begaan worden, de kern van de zaak echter niet raken. Want tot de verinnerlijking van het gemoed behoort een altijddurend zich verbinden met de goddelijke HEER en Heiland JEZUS CHRISTUS. De vastgestelde tijden voor de verering van GOD zijn in de verste verte niet voldoende om tot rijpheid van de ziel te komen. Het mensenkind moet veelmeer elk uur van de dag GOD de HEER zijn liefde, verering en zijn dank betuigen, het moet voortdurend naar het "vrijworden van de geest" streven.
Maar daartoe zijn voorgeschreven plechtigheden waarlijk niet geschikt, want die laten het menselijke gemoed eerder onverschillig worden omdat de mens ten onrechte meent de Wil van GOD vervuld te hebben. En dat is vanwege de geestelijke stilstand of zelfs achteruitgang buitengewoon betreurenswaardig, omdat de mens elk uur moet benutten om aan zichzelf en zijn ziel te arbeiden - met als doel de volmaaktheid.
Amen
VertalerCome luoghi permanenti per l’adorazione di Dio, voi uomini vi siete creati degli edifici, che corrispondono poco alla Volontà del Signore, e da ciò la vera adorazione di Dio nel cuore dell’uomo, è stata abbassata ad un minimo. Viene dato più valore alle esteriorità nelle case costruite appositamente per questo, che alla frequentazione interiore dall’uomo al Padre celeste. Ma questa deve essere unicamente la base di ogni adorazione di Dio. Ogni azione con pompa vistosa manca di profonda interiorità, e questo è anche comprensibile dato che l’uomo facendo questo è legato con tutta la materia terrena, che altrimenti si potrebbe collegare intimamente con il Padre nel Cielo. Dove quindi una rappresentazione visibile deve motivare qualcosa di spirituale, esiste sempre il pericolo che venga considerato solo tutto il visibile, e che lo spirituale venga trascurato. Un uomo può veramente arrivare alla calma interiore, alla spiritualizzazione, quando viene escluso totalmente tutto il visibile, quello che giunge ai sensi dell’uomo. Ogni uomo deve costantemente lottare e stare in guardia, che delle brame terrene e dei pensieri terreni non acquisiscano il sopravento, perché nella stessa misura in cui i pensieri terreni avanzano, la volontà per lo spirituale retrocede, e poi è incommensurabilmente difficile, di arrivare di nuovo in intimo collegamento con lo spirituale. E perciò è comprensibile, che tutte le cerimonie, tutte le azioni, che in certo qual modo devono rendere contemplabile all’uomo qualcosa di spirituale, sono appunto adeguate, a fare diventare l’uomo esteriorizzato e superficiale. Se l’uomo per propria spinta cerca di spiritualizzare sé stesso, allora gli sarà chiaro, con quanta pazienza deve combattere contro tutte le influenze dall’esterno, come deve sempre di nuovo cercare, di escludere tutto intorno a lui, per poter darsi totalmente al puramente spirituale. E tutto questo non è possibile in un luogo, dove si trovano molti uomini e dove si svolgono delle azioni regolarmente, che richiedono la più piena attenzione da parte dell’uomo, ma viceversa distolgono l’attenzione da ciò che unicamente è importante davanti a Dio. L’uomo non deve darsi a nessun pensiero, che gli venga calcolato come peccato, se non segue queste esteriorità. Davanti a Dio vale unicamente la profondità della fede, il grado dell’amore e l’illimitata dedizione del figlio terreno verso il suo Padre celeste, e chi vi si adopera, non deve temere il Giudizio del Padre, perché allora egli agisce come è compiacente al Pade, e cerca in tutto il nocciolo, ma non la buccia. Dio non bada ad azioni perfette nella forma, che vengono eseguite soltanto esteriormente, ma non sfiorano il nocciolo della questione, perché per l’interiorizzazione dell’animo ci vuole un costante collegamento con il Signore divino e alvatore Gesù Cristo. Non bastano per nulla i tempi stabiliti per l’adorazione di Dio per raggiungere la maturità dell’anima. Il figlio terreno deve piuttosto dedicare a Dio il Signore ogni ora del giorno il suo amore, la sua adorazione e la sua gratitudine e deve continuamente tendere alla liberazione dello spirito. E per questo non sono davvero adatte delle festività prescritte, perché contribuiscono a far diventare l’animo umano piuttosto indifferente, dato che l’uomo si crede falsamente nella credenza, di aver corrisposto alla Volontà divina. E questo è estremamente deplorevole per via dell’arresto spirituale oppure persino della retrocessione, dato che l’uomo deve sfruttare ogni ora, per lavorare su di sé e la sua anima allo scopo del perfezionamento.
Amen
Vertaler