Wat jullie aan genade toestroomt, is alleen al een bewijs van de Liefde van de Heer. Want jullie zouden zonder de goddelijke hulp zelf niet in staat zijn je uit de ketenen van de materie te bevrijden. Maar het voortdurend worstelen en bidden om kracht voert jullie geleidelijk weg van de aarde en haar begeertes.
Zoals een vogel zich hoog in de lucht begeeft en alles wat aan de aarde kleeft, ver onder zich laat, zo zal ook de ziel zich meer en meer in sferen verheffen waar de zwaartekracht van de aarde niet meer zo zwaar op haar drukt. Het lichaam verblijft weliswaar nog op aarde en moet de aardse activiteit vervullen, maar deze activiteit is niet meer de hoofdzaak van het leven. Deze zal als vanzelf uitgevoerd worden, voelbaar ondersteund door de geestelijke beschermwezens die bij de mens zijn gevoegd en die er alles aan doen om de ziel van het mensenkind in deze sferen te houden en die de terugkeer naar de aarde graag met alle kracht willen verhinderen.
Ten tijde van innerlijke rijpheid zal de ziel zich afzonderen en steeds alleen maar naar een geestelijke omgeving verlangen. Ze verlaat het lichaam vaak en ze houdt zich overwegend in geestelijke regionen op. Dat wil zeggen: de denkwereld waarin dit kind zich liever ophoudt, zal van nu af aan zuiver geestelijk zijn. En van de aarde en haar eisen wil het weinig of helemaal niets weten, want het verlangt er steeds naar geestelijk voedsel in de vorm van geestelijke waarheden op te nemen. Het zekerste gevoel van een positieve ontwikkeling is steeds het verlangen naar geestelijk voedsel.
Wie op de aarde nog wordt vastgehouden, verlangt hier niet naar. Hij heeft zijn zin op andere geneugten gericht en alleen waar de ziel zich reeds veredeld en gelouterd heeft, spant ze zich in om het ondoorgrondelijke te doorgronden. Een dergelijk verlangen zal dan ook bevorderd en ondersteund worden door alle wezens in het hiernamaals die deze ziel begeleiden gedurende haar tijd op aarde.
Niets is voor de ziel gevaarlijker dan dat ze zich voortdurend verzadigt met aardse geneugten en vreugden. Ze is totaal niet in staat geestelijke onderrichtingen op te nemen en ze berooft zichzelf van de grootste genade als ze niet kan bidden en, in het besef van haar onvolmaaktheid, de hemelse Vader om hulp smeekt. De Heer gedenkt zulke mensen bijzonder liefdevol door hen over doornige wegen te leiden, door lijden en zorgen, opdat ze uiteindelijk de weg naar de Vader zullen vinden, wanneer ze in grote nood en benauwenis hulp nodig hebben.
Wanneer ze eenmaal hun toevlucht genomen hebben tot het gebed, worden hun de ogen geopend. En dit is reeds een genade die tot de vooruitgang van hun ziel kan leiden, als de mens zelf maar een beetje van goede wil is.
De mens mag nooit het gebed vergeten. Zolang hij zich in gebed met de hemelse Vader kan verbinden, is de genadebron voor hem geopend. En wanneer hij deze goddelijke genade benut, zal hem in het aardse leven niets te zwaar worden. Met behulp van deze genade kan hij ook aan de taak beginnen om zichzelf naar de wil van God te vormen. Zonder de goddelijke genade is de mens in staat tot niets, maar met de genade tot oneindig veel. Bid daarom dat de Heer jullie met Zijn genade wil bedenken, en jullie hoeven de moed niet te verliezen. Want Gods goedheid duurt eeuwig.
Amen
VertalerWas euch an Gnade zufließt, ist allein schon ein Liebesbeweis des Herrn, denn ihr selbst wäret ohne die göttliche Hilfe nicht fähig, euch aus den Fesseln der Materie zu befreien.... Doch das ständige Ringen und Gebet um Kraft entfernt euch allmählich von der Erde und ihrem Begehr.... Wie sich ein Vogel hoch in die Luft schwingt, alles auf der Erde haftende weit hinter sich lassend, so wird sich auch die Seele mehr und mehr emporheben in Sphären, wo der Druck der Erdenschwere sie nicht mehr so merkbar berührt.... Der Körper weilt zwar noch auf der Erde und muß der irdischen Tätigkeit nachgehen, doch ist diese Tätigkeit nicht mehr die Hauptsache des Lebens, sondern wird sich wie von selbst erledigen, fühlbar unterstützt von den dem Menschen beigegebenen geistigen Schutzwesen.... die alles daran setzen, um die Seele des Erdenkindes in jenen Sphären zu erhalten, und die den Rückgang der (zur = d. Hg.) Erde mit allen Kräften verhindern möchten. In der Zeit der inneren Reife wird sich die Seele absondern und immer nur nach geistiger Umgebung verlangen.... sie verläßt den Körper oft und hält sich vorwiegend in geistigen Regionen auf.... d.h., die Gedankenwelt, in welcher sich ein solches Erdenkind {lieber} aufhält, wird von nun an eine rein geistige sein, und von der Erde und ihren Anforderungen will es wenig oder gar nichts wissen, hat jedoch immer das Verlangen, geistige Nahrung in Form von geistigen Wahrheiten aufzunehmen. Das sicherste Gefühl einer Höherentwicklung ist immer das Verlangen nach geistiger Speise.... Wer auf der Erde noch festgehalten wird, verlangt nicht nach solcher.... sein Sinn steht nach anderen Genüssen, und nur, wo die Seele sich schon veredelt und geläutert hat, ist sie bestrebt, in Unergründbares einzudringen. Ein solches Verlangen wird dann auch gefördert und unterstützt werden von allen Wesen im Jenseits, die eine solche Seele betreuen während ihrer Erdenzeit. Nichts ist für die Seele gefährlicher als ein immerwährendes Sättigen dieser mit irdischen Genüssen und Freuden.... sie ist völlig unfähig für die Annahme von geistigen Lehren und beraubt sich so selbst der größten Gnade.... so sie nicht beten kann und, ihre Unvollkommenheit erkennend, den himmlischen Vater um Hilfe anfleht. Solcher Menschen gedenket der Herr besonders liebreich, indem Er sie führet über dornige Wege, durch Leid und Sorgen, damit sie endlich finden sollen zum Vater, wenn sie in großer Not und Bedrängnis Hilfe bedürfen. So sie erst einmal Zuflucht genommen haben zum Gebet, werden ihnen die Augen geöffnet und ist dies schon eine Gnade, die sie zum Fortschritt der Seele führen kann, wenn der Mensch nur selbst etwas guten Willen hat. Nie soll der Mensch das Gebet vergessen.... Solange er sich im Gebet mit dem himmlischen Vater verbinden kann, ist ihm der Gnadenquell geöffnet, und nichts wird ihm im Erdenleben zu schwer werden, wenn er sich dieser göttlichen Gnade bedient.... mittels derer er auch Hand anlegen kann an das Werk, sich selbst nach dem Willen Gottes zu gestalten. Ohne die göttliche Gnade vermag der Mensch nichts.... mit dieser aber unendlich viel, darum betet, daß der Herr euch mit Seiner Gnade bedenke, und ihr brauchet nicht zu verzagen.... Denn Gottes Güte währet ewiglich....
Amen
Vertaler