De grootste wijzen van de wereld leefden in de oudheid en toch waren de wetten van de schepping voor hen een boek met zeven zegels. Het was gesloten zoals een geheimschrift dat het nageslacht tot vlijtig denken aanzette en dat toch niet ontcijferd kon worden. Hoe veelzijdig hun denken ook was, het eeuwige probleem van God tegenover de mens was voor hen onoplosbaar. Er lag een raadselachtige sluier over alles wat naar het mystieke neigde.
Zelfs de wijze Socrates concludeerde uit de aanwezigheid van onloochenbare natuurkrachten volledig verkeerd dat ze vanuit zichzelf werkten, zonder invloed van één of andere macht die ze bepaalde. Volgens de mening van deze wijzen was de goddelijke werkzaamheid als zodanig en een bewust kunnen dienen van deze goddelijkheid iets dat helemaal niet bewezen was en moest daarom beslist afgewezen worden. Want in geen enkel tijdperk was de drang naar de waarheid sterker dan juist in deze tijd van de wijzen.
Ook toen al wekte God mensen op die met bepaalde tussenpozen een sprankje licht brachten onder hun gelijken en die zich als volgt uitten: dat de wereld met alles wat leeft en bestaat van de werkzaamheid van een God getuigt en dat deze Godheid zich in alle leven uit, van het kleinste schepsel tot aan de mens. Tegen deze wijsheden konden de tegenstanders niet op, wanneer ze overduidelijk kennis verkregen van de buitengewone kracht die in de mensen woonde die de waarheid verkondigden. Deze kracht werd steeds aangewend waar de mensen gevaar liepen onderworpen te worden aan een totale overheersing van de materie.
In tijden van geestelijke blindheid, wanneer de geestelijke nacht de mensen omsloot, brak steeds weer een lichtstraal door en de Heer vond hier en daar ingang in de mensenharten. Zo was de aardse nabijheid van de Heer in elk tijdperk te bespeuren, zowel voor alsook na het grote verlossingswerk van Christus. Maar in alle tijden blijven er slechts weinigen de goddelijke Heer en Meester zo toegenegen dat ze in staat zijn de stem van de Heer te horen. Maar ze zijn te allen tijde gezegend.
Wanneer de wil van het mensenkind zo’n bereidheid opbrengt die zich uit in het ontvangen van goddelijke berichten, dan moesten de waarheden van de eeuwige schepping ook in alle tijden aan de mensen op aarde toegankelijk gemaakt worden. En derhalve bleef de aarde van oudsher niet zonder toebedeling. Het was altijd en eeuwig hetzelfde. Er werd helderheid van geest gegeven aan degenen die diep in hun hart zochten en de eeuwige Godheid werd door hen ook steeds erkend, hoewel deze waarheid niet als leer verder gegeven kon worden, maar steeds weer door elke mens zelf moest worden aanvaard.
Zo heeft altijd een aantal wezens de geestelijke rijpheid bereikt, die nu de mensenkinderen steeds weer doorlopend onderrichten en die aansporingen aan hen laten toekomen om ook van hun kant te zoeken en in het hart te vorsen naar de eeuwig onveranderlijke Godheid die alles wijselijk regeert.
Amen
VertalerOs maiores sábios do mundo estavam escondidos na antiguidade, e mesmo assim as leis da criação eram um livro com sete selos.... como a escrita secreta que inspirou a posteridade ao pensamento industrioso e que, no entanto, não pôde ser decifrada. Por mais versátil que fosse o seu conhecimento, o eterno problema de Deus para o homem era insolúvel para eles.... um véu misterioso sobre tudo o que chegava à mística.... Mesmo o sábio Sócrates concluiu erroneamente que existiam forças inegáveis da natureza que, no entanto, agiam por si próprias, não influenciadas por qualquer poder que as determinasse.... A atividade divina como tal e a capacidade consciente de servir a essa divindade era, na opinião desses sábios, algo completamente não provado e tinha de ser negado, pois em nenhuma época o desejo da verdade era mais forte do que no tempo dos sábios. Mesmo assim Deus despertou pessoas que, em certos intervalos, trouxeram um lampejo de luz entre os da sua espécie e a expressaram da seguinte forma: que o mundo, com tudo o que vive e existe, dá testemunho do funcionamento de uma divindade e que essa divindade se expressa em toda a vida.... desde a criatura mais pequena até ao homem.... Os opositores não poderiam argumentar com tal sabedoria se estivessem apenas muito claramente conscientes do extraordinário poder inerente àqueles que proclamavam a verdade. Esta força foi sempre aplicada onde as pessoas estavam em perigo de sucumbir a um completo domínio da matéria.... Em momentos de profunda cegueira espiritual, quando as pessoas estavam cercadas pela noite espiritual, um raio de luz sempre voltava a romper e o Senhor entrava nos corações humanos em casos isolados. Assim, cada época também tem sentido a proximidade do Senhor com a terra, tanto antes como depois da grande obra de Cristo de redenção..... Em todos os momentos apenas alguns permanecem dedicados ao Senhor e Mestre divino de tal forma que são capazes de ouvir a voz do Senhor. Mas estes sempre foram abençoados em todos os momentos. Se a vontade da criança terrestre mostra tal vontade, que se expressa na aceitação das transmissões divinas, então as verdades da criação eterna tiveram que ser tornadas acessíveis aos povos da Terra em todos os momentos, e por isso a Terra não ficou alheia desde tempos imemoriais.... sempre e para sempre foi o mesmo.... brilho de espírito foi dado àqueles que procuravam no seu coração mais profundo, e a Deidade eterna também foi sempre reconhecida por eles, embora essa verdade não pudesse ser transmitida como ensinamento, mas tivesse de ser reconhecida de vez em quando por cada pessoa. Assim, um número de seres atingiu a maturidade espiritual em todos os momentos, que agora continuamente instruem as crianças terrenas de novo e de novo e lhes enviam todas as sugestões para também buscar e pesquisar em seus corações a eterna, imutável e todo-sábia Deidade que governa....
Amém
Vertaler