Een mens met inzicht heeft nooit het verlangen in de diepste wijsheden van God binnen te dringen om alleen maar zijn weten te verrijken, maar hij zal vanuit dit weten de verbinding met God zoeken. Hij zal er nooit tevreden mee zijn alleen maar te weten. De verhouding die hem met de Schepper van alle wonderen verbindt, zal hem veel waardevoller toeschijnen. En als hij dan de juiste houding tot de Schepper gevonden heeft, dan pas zal het weten hem zegen brengen. Want welk nut haalt de mens aan het einde van zijn leven uit al zijn kennis van de dingen, als hij in de tijd op aarde zich de waarde van het weten niet ten nutte heeft gemaakt.
Desalniettemin verlangt de mens er steeds weer naar zijn weten te verrijken. Dit is ook een gave die de Heer Zelf hem schenkt op aarde. De drang naar steeds nieuw weten is bij de mens aangeboren. Waartoe zou alles in de natuur, in en rondom de mensen zelf ook dienen? Dit alles is steeds weer een verwijzing naar de eeuwige Schepper. En Zijn Geest is in de mensen werkzaam wanneer de drang om te weten in het kind van de aarde wakker begint te worden. Al deze bijzonderheden wijzen al van het begin van de aardse levensweg op een ingrijpen van de goddelijke macht.
Het innerlijke leven van de mens is een volledig op zichzelf staand en van het eigenlijke lichaam afgezonderd gebied. Geen enkele macht van buiten, geen vreemde wil kan hier bepalend op inwerken wanneer de menselijke wil niet zelf dergelijke invloeden opneemt. Het innerlijke leven is steeds iets wat de mens helemaal alleen kan bepalen, dat hij rijkelijk en waardevol kan vormgeven, maar dat hij ook braak kan laten liggen of het zo hardnekkig sluit dat er geen enkele lichtstraal doordringt. Zodat hij op die manier geen geestelijk weten opneemt ofwel zich zodanig met aardse kennis verrijkt dat dit hem geheel en al in beslag neemt en hij nu onbekwaam is goddelijke wijsheden in zich op te nemen, ja, deze wijsheden hem twijfelachtig lijken en hij zodoende met al de aardse kennis een geheel ondeugdelijk wezen is bij het verlaten van de aarde.
Als de mens wijs van hart is, dan zal hij zich niet overbelasten met aardse kennis, want deze is nutteloos voor hem. Als hij echter de geestelijke werkzaamheid, de drang naar geestelijke waarheden in zichzelf tot bloei laat komen, dan zal hij buitengewoon wijs handelen en de rijkdom van zijn ziel zal toenemen met onvergankelijke goederen. Al de kennis die de Heer jullie overdraagt, heeft weergaloze waarde met betrekking tot de schepping. Maar alle aardse inspanningen voor geleerdheid zullen later niet erkend worden, wanneer er naar de waarde van de ziel geoordeeld en beloond wordt. Want de wijzen van de wereld zullen onwetend zijn. En al het aardse streven zal hun geen loon opleveren. Boven hen zullen daarentegen degenen staan die altijd de gave van God, de goddelijke wijsheid, dankbaar in ontvangst nemen. Want ze zullen door de Heer gezegend zijn.
Amen
VertalerUn hombre sensato nunca deseará profundizar en las sabidurías insondables de Dios sólo para aumentar su saber, sino para buscar la unión con Él mediante esa sabiduría. Nunca se sentirá satisfecho por saber. Mucho más importante le será conocer la relación en la que se encuentra con el Creador de todos los milagros. Cuando tenga una idea correcta al respecto, la sabiduría le traerá la bendición. ¿De qué le servirá al final de sus días todo el saber de las cosas, si durante su vida terrenal no aprovechó su utilidad? De todos modos, el hombre siempre procura aumentar su saber pues nace con esta tendencia, un don que el Señor mismo le concede en la Tierra; si no fuera así, ¿de qué serviría la naturaleza, dentro y fuera del ser humano? El eterno Creador siempre le llama la atención. Y cuando en la criatura se despierta el afán de saber, es porque el Espíritu de Dios está activo en ella. Desde que existe la Tierra, todas estas características ponen de manifiesto la intervención de un poder divino.
La vida interior del hombre se desarrolla en una esfera totalmente separada del cuerpo. No hay voluntad o poder ajeno capaz de obligarle a nada, a no ser que él mismo los acepte voluntariamente. Siempre puede organizar su vida interior según su propio albedrío, próspera y valiosa, aunque también obstinadamente cerrada de modo que no entre ni la menor luz en ella. Si no admite la sabiduría espiritual y, por otro lado, se llena de sabiduría mundana, quedará atiborrado de ésta. Y, el día que tenga que abandonar la Tierra, será un ser totalmente inerte.
Un hombre que es sabio en el corazón, nunca se sobrecargará con sabiduría mundana, inútil para él, sino que fomentará su actividad espiritual. Así aumentarán las riquezas imperecederas de su alma. Toda la sabiduría que el Señor os transmite tiene un valor inconmensurable en lo que se refiere al ámbito de la Creación. Pero el día que las almas sean examinadas y recompensadas conforme a su verdadero valor, no se tendrán en cuenta los esfuerzos mundanos debidos a la erudición. Pues los sabios del mundo serán ignorantes y su empeño mundano no les proporcionará el menor mérito. Y aquellos que siempre aceptan de Dios la dádiva de la Sabiduría divina con gratitud, estarán por muy encima de ellos, porque tienen la bendición del Señor.
Amén.
Vertaler