Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/9020
9020 Welk lot gaat de wereld tegemoet
20 juli 1965: Boek 94
Wisten jullie, welk lot jullie tegemoet gaan, dan zouden jullie geen minuut meer de wereld begeren met al haar goederen. Want dit alles zullen jullie verliezen en jullie zullen je met het weinige tevreden moeten stellen, wat voor jullie overblijft na uren van uiterste nood en benauwdheid. En toch kan het jullie niet bespaard blijven, omdat de tijd van het einde voor de deur staat en omdat jullie van tevoren je moeten ontdoen van alles wat aan de wereld behoort, en dus ook van degene die heer is van deze wereld. En zodra jullie je juist verhouden tot Mij, jullie God en Schepper van eeuwigheid, zal ook het leven voor jullie verdraaglijk zijn. Maar wie heeft deze juiste verhouding tot Mij? Het vaste geloof dat Ik hem help in elke nood, wie vertrouwt geheel en al op Mij en wie is bereid zijn leven te geven ter wille van de naaste? Want dat zal jullie lot zijn, dat jullie vrijwillig het besluit nemen om ook de dood op je te nemen, om het leven van de naaste te redden! Maar dat zal jullie niet schaden, want jullie verliezen wel het leven op de aarde, maar jullie zullen nu met zekerheid het eeuwige leven verwerven, wat niemand jullie meer kan ontnemen. Vrezen jullie daarom niet, hoe het ook zal gebeuren, en geloof standvastig daaraan, dat jullie verder leven. Zorg daarom dat jullie het aardse leven kunnen verlaten in een toestand die jullie het leven in de eeuwigheid oplevert. Want ook het leven op deze aarde is kort daarna ten einde, en dan zal de grote afrekening plaatsvinden. De poorten naar het hiernamaals zullen gesloten zijn en alleen de aan Satan vervallene en de Mij-getrouwen zullen nog op aarde verblijven. De eersten zullen weer in de materie verbannen zijn en de laatsten zal Ik in levende lijve wegnemen om de nieuw vormgegeven aarde te bewonen. En omdat Ik aan zulke ontbindingen van de aarde ook waarschuwingen en vermaningen vooraf laat gaan, moet ook de voorafgaande natuurramp als zo’n voorteken beschouwd worden, waarop zeer zeker het einde zal volgen. Ik beëindig daarom een aardse periode, omdat de mensen het aardse leven niet meer benutten voor het rijp worden van de zielen en Ik nog wil redden, wat er te redden valt. Want mijn liefde gaat uit naar jullie allen, mijn schepselen, en Ik wil niet jullie verderf, maar jullie verlossing uit de keten van degene die jullie afval veroorzaakt heeft. Maar Ik kan jullie niet tegen jullie wil ertoe brengen, naar mijn wil te leven en dus een leven te leiden dat jullie een eeuwig leven waarborgt. Ik moet altijd voorrang geven aan jullie wil en zoals deze wil is, zal ook jullie lot zijn. Daar nu echter deze tijd al sinds eeuwigheid voorzien is, wanneer er een gericht plaatsvindt, hebben jullie gelegenheid genoeg je te veranderen, zodat jullie niet tot de slachtoffers van dit gericht gerekend hoeven te worden. Maar het geloof daaraan ontbreekt jullie en dus zal het einde jullie ook overvallen en jullie totaal onvoorbereid aantreffen. En Ik kan niet meer doen, dan jullie tevoren nog een ernstige waarschuwing te sturen, een natuurgebeuren dat in zijn omvang zo enorm is, dat het de grootste schrik aanjaagt en jullie de ernstige stem van jullie God en Schepper daaraan moeten herkennen. Maar tot aan het einde kiest de vrije wil van de mens diens lot. Want noch Ik, noch mijn tegenstander zal dwang toepassen. De tegenstander zal echter grotere successen kunnen boeken, maar zich daar niet over kunnen verheugen, want ook het aan hem toebehorende ontworstel Ik weer aan zijn macht, om het in harde materie in te lijven, zodat hij toch aan kracht inboet, naarmate de opwaartse ontwikkeling verdergaat, die ook altijd naar licht verlangende wezens oplevert, die volledig aan hem ontworsteld zijn en teruggekeerd in hun vaderhuis, waaruit ze eens vandaan gegaan zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte