Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8992

8992 De juiste richting van de vrije wil

9 juni 1965: Boek 94

Steeds weer is het u verklaard, waarom Ik u met de vrije wil, het teken van goddelijkheid, heb uitgerust. En toch wendt u de vrije wil meestal verkeerd aan, ondanks dat u wordt verteld, dat van de richting van deze wil uw zaligheid afhangt. Want ook mijn tegenstander probeert zich deze vrije wil toe te eigenen, en hem volgt u eerder omdat zich in u driften bevinden die duidelijk op zijn wezen wijzen en waarnaar u wilt leven, ook wanneer u dan schade toebrengt aan uw ziel.

De materiƫle wereld is zijn rijk, en daarmee zal hij u steeds opnieuw lokken. En zodra u zijn wil vervult, gaat het leven van uw ziel verloren. Het geluk van deze wereld vervult u echter slechts zo lang, tot u uw aardse lichaam verlaat. Dan pas zult u ervaren, wat u het aardse leven heeft opgeleverd. Dan pas zult u bij het geringste sprankje inzicht uw aards bestaan betreuren, dat u niet Mij volledig uw wil heeft geschonken, want dan was u met rijke goederen gezegend het rijk hierna binnengegaan. En u zou het weten, waarom uw wil vrij moest zijn en niet door Mij gedwongen kon worden.

U kon deze echter evengoed naar Mij wenden en u zou een gezegend leven beschoren zijn, dat nimmer zou hebben opgehouden. U moest dus in het bezit zijn van een vrije wil, om uw lot te kunnen bepalen. Want van Mij uit staat geen enkel wezen onder dwang, omdat dit een toestand van beperking zou betekenen. Uit Mij kon echter alleen het hoogst volmaakte voortkomen.

Maar u had door uw vrije wil ook de mogelijkheid, in eindeloze diepten te vallen en u van daaruit weer te verheffen naar de hoogste hoogte, wat niet mogelijk was geweest, wanneer Ik u zonder vrije wil had geschapen; dat u dus wel mechanisch alles gedaan zou hebben, wat mijn wil bepaalt, maar u zich niet - los van mijn wil - kon veranderen. Want dan zou u dode schepselen zijn geweest die zich totaal naar mijn wil moesten schikken. En het zou geheel in tegenspraak zijn met mijn liefde, wijsheid en macht, de geestelijke wereld met zulke dode wezens te bevolken, want alles wat buiten Mij is geplaatst moet hoogst volmaakt zijn, en dat vereist ook een vrije wil.

Dat deze vrije wil u noodlottig werd, voorzag Ik wel sinds eeuwigheid. Dat ze u echter ook de volledige rijpheid opleverde, die de graad van het kindschap Gods tot gevolg heeft, zag ik eveneens vooruit. En dit bracht Mij er ook toe de afval der wezens niet te verhinderen, wat dan ook zou hebben betekend, dat Ik uw wil onvrij zou moeten maken. U mensen zult dit alles pas begrijpen, wanneer u van licht doorstraald zult kunnen worden. Want in de gedaante als mens bent u niet in staat diepere wijsheden op te nemen. En u zult nooit kunnen begrijpen, waarom Ik een schepsel van Mij zo een verschrikkelijk lange weg laat gaan om tot de laatste volmaaktheid te komen. Maar u zult ook nooit kunnen begrijpen waaruit de grote zonde bestaat die het wezen beging. Want de weg door alle kwellingen weegt nog lang niet op tegen deze zonde en eerst moest het hoogste Wezen naar de aarde afdalen om deze zonde te delgen. Nu echter staat voor het wezen de deur weer open die naar Mij in het lichtrijk voert.

Dit alles had echter niet hoeven te gebeuren, wanneer het wezen zijn vrije wil juist had gericht. En wederom zult u ook mijn heilsplan van eeuwigheid niet kunnen bevatten en doorgronden, daar Ik zelf voor u, mijn schepselen, voor eeuwig ondoorgrondelijk ben, omdat U Mij nooit in mijn liefde, wijsheid en macht volledig zult kunnen begrijpen. Want mijn liefde is eindeloos en omvat al mijn schepselen. Mijn wijsheid is onbegrensd en wil al mijn schepselen het hoogste geluk bereiden. En mijn macht is onovertroffen en kan alles wat ze wil en wat bijdraagt tot de gelukzaligheid van mijn schepselen.

Uiteindelijk zal uw lot dus heerlijk zijn, dat niet te overtreffen is. En mijn schepselen zullen nu als mijn kinderen alle zaligheden genieten. Ze zullen voor altijd en eeuwig Mij loven en prijzen en dank zingen voor de liefde die Ik hen bewezen heb, ook toen zij leden onder kwellingen. Want deze zijn voorbijgegaan, maar hun blijft de gelukzaligheid tot in alle eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte