Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8882

8882 Bij de vraag: Waar is het kwade van uitgegaan ?

14 november 1964: Boek 93

IK wil u helpen in elke geestelijke nood, want u bevindt zich in geestelijke nood als u de zuivere waarheid moet verdedigen en zelf niet weet of uw denken juist is. Evenals u, wendde zo Mijn knecht (J.L.opm.v/d uitg.) zich eens met deze vraag tot MIJ. Doch een lang debat was aan dit probleem voorafgegaan waarbij bovenstaande gedachte overwogen werd. Dus had men zich tevoren al een mening gevormd eer MIJ deze vraag werd voorgelegd. En deze vraag was zo beantwoord zoals het menselijke verstand het uitdacht. En omdat deze vraag hoogst belangrijk was en van de beantwoording ervan ook het laatste diepste geheim afhankelijk was, nml. Mijn Volmaaktheid, had Mijn tegenstander makkelijk spel hun het antwoord op zijn manier te geven.

Hij kon telkens tussenbeide komen zodra deze vraag werd opgeworpen, want dan sprak IK Zelf niet meer door Mijn knecht maar hij leende vrijwillig zijn oor aan de tegenstander, waartegen IK niets kon doen omdat het de vrije wil was die aan Mijn tegenstander voorrang verleende. Deze voorstelling is moeilijk te geloven daar Mijn knecht zich MIJ geheel ter beschikking stelde. Hij had echter niet tevoren een kwestie moeten bespreken die zuiver menselijk beantwoord werd door zulke gesprekspartners bij wie Mijn tegenstander nog binnen kon komen. Het antwoord was dus al door die anderen gegeven, terwijl Mijn antwoord zacht in zijn hart weerklonk, dat hij evenwel niet aannam. Want de gedachte dat het kwade ook van MIJ "was uitgegaan" lag bij hem veel eerder voor de hand, dan de gedachte dat de tegenstander zelf het kwade in de wereld had gebracht. En wanneer een mens het ware verlangen naar de waarheid had, zou hij onmiddellijk de ongeloofwaardigheid hebben ingezien van wat hem als geestesproduct van Mijn knecht toescheen. Want de absurditeit dat leugen en waarheid, haat en liefde, dus alle tegenstellingen in MIJ hun oorsprong hebben, had voor ieder denkend mens aanleiding moeten zijn de goddelijke oorsprong van deze openbaringen in twijfel te trekken.

Dit geldt enkel voor de openbaringen over de "oorsprong van het kwade". Ze moeten steeds met de gedachtengang van de mensen in verbinding worden gebracht die deze problemen overdachten. Dat er echter in de loop der tijd ook veel veranderingen ontstonden, kan ook niet ontkend worden, om welke reden IK steeds weer een zuivering moet aanbrengen omdat door zulke wijzigingen ook een verandering van de zin ontstaan is. Deze wijzigingen konden echter nooit Mijn knecht ten laste worden gelegd, maar zijn in de loop van de tijd tot stand gekomen.

En als IK u steeds weer zeg dat het doel van Mijn tegenstander is en blijven zal Mijn Volmaaktheid te laten betwijfelen - om u te verhinderen MIJ uw hele liefde te schenken, dan zult u ook begrijpen dat hij zich van ieder mens die lauw en onverschillig is en het dus niet zo nauw met de waarheid neemt, bedient om dat doel te bereiken. En steeds weer zijn er mensen te vinden die mee willen werken, die er niet geschikt voor zijn.

Wanneer het echter om zodanige vragen gaat waarbij u, mensen op een dwaalspoor gebracht wordt, dan moet IK ingrijpen en weer mensen kiezen die MIJ in getrouwheid en nauwgezetheid dienen. IK moet hun dan Mijn WEZEN zo voorstellen zoals het is, zodat zij MIJ ook kunnen liefhebben uit heel hun hart en met heel hun ziel. Dan moet IK ook dwalingen rechtzetten die een gevaar betekenen, want geen dwaling blijft zonder gevolgen. En wie in een dwaling verstrikt raakt, zal er moeilijk wijs uit kunnen worden en hij zal niet weten wat hij geloven moet - en uiteindelijk heel zijn geloof verliezen.

IK heb u echter de belofte gegeven dat IK u binnen zal leiden in alle waarheid. En zo ook zult u opheldering ontvangen als u er ernstig om vraagt en de weg neemt naar MIJ, DIE alleen u de waarheid geven kan, die u met MIJ verbindt in alle eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte