Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8707

8707 Kerstmis 1963

25 december 1963: Boek 91

In dankbaarheid en vreugde zult u mijn geboorte op aarde moeten gedenken. Want voor u was dit een daad van onmetelijke liefde en erbarmen. Voor u ging er een licht op, dat u de weg uit de donkere geestelijke nacht moest verlichten. Voor u mensen eindigde een tijdsbestek van diepste hopeloosheid, voor u begon een nieuwe ontwikkelingsperiode. De weg die weer terug voerde naar Mij werd voor u gereed gemaakt. En deze weg leefde de mens Jezus u voor Die deze missie op zich had genomen uit liefde voor Mij en voor u, Zijn gevallen broeders. Want Hij wilde Mij mijn kinderen terugbrengen die al eeuwigheden van Mij verwijderd waren en in diepste armzaligheid smachtten.

Het menselijk omhulsel van Jezus werd door een ziel van het licht betrokken, door een eens door Mij uitgestraald wezen dat Mij in liefde was toegedaan en bij Mij bleef toen het leger der oergeschapen geesten van Mij was afgevallen. Deze ziel borg zich in het kindje Jezus en het ene wonder na het andere getuigde al bij Zijn geboorte van de goddelijke Geest die dit Kindje bewoonde. Maar de mens Jezus moest net als iedere andere mens Zijn leven op aarde beginnen. Hij werd geboren uit Maria, de maagd die uitermate rein was en dus ook het goddelijke Kindje ter wereld kon brengen zonder ooit gezondigd te hebben. En deze ziel van Jezus moest een rein lichaam betrekken, omdat Ik zelf in Zijn menselijke buitenkant mijn intrek wilde nemen en daarom ook Zijn lichaam rein en zonder zonde was en is gebleven. Want hoewel Hij voortdurend door de wezens van de duisternis werd bedreigd die Hem ten val wilden brengen, heeft Hij hen toch weerstaan en Hij heeft al het onreine wat zich aan Zijn ziel vastklampte door Zijn overgrote liefde verlost. Hij heeft aan alle verzoekingen weerstand geboden en al het onontwikkelde geestelijke, dat Zijn lichaam in het nauw bracht omdat Hij in deze materiële wereld vertoefde, heeft Hij vergeestelijkt. Hij heeft het volgzaam gemaakt aan de wensen van Zijn ziel, want Hij was vol van liefde en de liefde overwint alles, ook de grootste vijand. De mens Jezus moest eerst alle nog het lichaam aanklevende onrijpe substanties tot rijp worden brengen. Toen pas kon Ik zelf als de eeuwige Liefde in Hem verblijf nemen en toen pas kon het grote werk van erbarmen voltooid worden, dat Hij wilde volbrengen voor de zondenschuld van de gehele mensheid.

Toen Ik naar de aarde afdaalde, toen het kindje Jezus geboren werd, was mijn geest in Hem omdat het aardse lichaam een volmaakte ziel in zich droeg. Ze was dus innig met Mij verbonden en Ik zelf kon Me uiten door Hem. En er gebeurden dingen bij Zijn geboorte die u naar het rijk der fabelen zou willen verwijzen, maar die in waarheid zijn gebeurd, want voor een volmaakte geest is alles mogelijk. Maar slechts weinigen, wier harten vol van liefde waren en die in het Kindje de beloofde Messias herkenden en het aanbaden, beleefden deze wonderen bij het kindje Jezus. Zodra mensen in Zijn nabijheid kwamen wier harten niet rein waren, zagen dezen alleen een kind, geaard zoals ieder ander kind. Maar meestal kwamen alleen die mensen in Zijn nabijheid die hun geest naar Hem toedreef, die het wonder bespeurden dat zich in deze nacht voltrok en die Het nu aanbidding betuigden omdat ze de beloofde Messias in Hem zagen.

Maar het was het grootste wonder aller tijden dat zich nooit zal herhalen, dat God zelf naar de aarde kwam en in een kindje verblijf nam. Want de Liefde kwam naar de aarde. Het kind Jezus was vol van liefde, want de grote liefde voor het eens gevallene, ongelukkige, heeft Het ertoe aangezet vlees aan te nemen en nu de oerschuld teniet te doen, die juist alleen door de Liefde teniet kon worden gedaan omdat ze daarin bestond dat tegen de Liefde werd gezondigd. En dit werk heeft de mens Jezus volbracht, dat Hij zelf uit liefde Zijn leven gaf. Dat Hij het grootste offer bracht dat ooit een mens op deze aarde gebracht heeft en brengen zal, dat Hij zich zelf van alle licht en macht ontdeed die Zijn eigendom was door de in Hem wonende Liefde, dat Hij te midden van de duistere wereld als alleen mens heeft geleden en de meest pijnlijke dood aan het kruis is gestorven.

Jezus, een Wezen uit het rijk van het licht, bood zich vrijwillig aan voor deze missie, als mens over de aarde te gaan en een werk van verzoening met onvoorstelbaar lijden en onvoorstelbare pijnen te volbrengen om de gevallen broeders te helpen. De liefde vervulde alle wezens die uit Mij waren voortgekomen en bij Mij gebleven waren toen Lucifer zich van Mij afkeerde en ontelbare geestelijke wezens mee naar beneden trok in de diepte. En de liefde van Jezus was zo sterk dat ze tegenover Mij de boete wilde doen voor het onmetelijke vergrijp tegen Mij, hun God en Schepper, tegen de eeuwige Liefde zelf. En deze liefde die Jezus Mij toedroeg, nam Ik aan en dus ook Zijn offer, omdat de Liefde het bracht en omdat slechts door de Liefde alleen de oerzonde teniet kon worden gedaan. En zo nam het Lichtwezen vlees aan en ging net als alle andere mensen over de aarde, belast met een zwaar aards lichaam dat voor het in vrijheid en licht staande Wezen een keten was welke de ziel als buitengewoon kwellend ondervond. Maar Hij moest de weg op aarde als mens afleggen, omdat Hij de medemensen tot voorbeeld moest dienen, opdat ze Hem navolgden. Hij moest met dezelfde zwakheden en weerstanden te strijden hebben die ieder mens in overeenstemming met zijn natuur belasten, omdat het erom ging alle zwakheden en fouten kwijt te raken door eigen arbeid aan de ziel.

De mens Jezus stond midden in de aardse wereld, in het gebied dat mijn tegenstander toebehoorde. En het was voor de Ziel uit het lichtrijk dubbel zo zwaar, zich in dit duistere gebied te handhaven, weerstand te bieden aan alle satanische pogingen om Hem ten val te brengen en met liefde op al het lage geestelijke in het vlees en in de omgeving in te werken. Want ook Zijn lichaam werd zeer in het nauw gedreven door onrijp geestelijks, hetgeen de ziel van Jezus niet verhinderde, omdat Hij in Zijn wijsheid inzag dat ook dat geestelijke verlost wilde zijn. En Zijn liefde was er voortdurend toe bereid, alles hulp te bieden wat nog ongelukkig was. Zijn ziel leed onuitsprekelijk door haar omgeving. Ze was vrijheid en licht en liefde gewend en dus hoogste gelukzaligheid, en bevond zich nu in de duisternis, geketend door het lichaam en in de meest liefdeloze omgeving. En zo is ook Zijn aardse bestaan van kindsbeen af een toestand van lijden geweest, waardoor Hij zeer veel schuld van Zijn medemensen goedmaakte, totdat Hij dan het grote zoenoffer volbracht, dat Hij zichzelf offerde voor de oerschuld van alle mensen van het heden, het verleden en de toekomst.

Nooit zult u mensen dit werk van barmhartigheid kunnen bevatten. Want geen mens was in staat zo’n hoeveelheid lijden op zich te nemen, bewust van de afloop, want Zijn einde stond Hem voortdurend voor ogen en liet in Hem geen vrolijkheid bovenkomen. Hij voelde als mens en ook alle angsttoestanden, die elke gedachte aan dat wat voor Hem lag veroorzaakte, doorleefde Hij. En Hij hield vol tot aan het einde. De liefde in Hem voor Mij en voor al het niet verloste nam voortdurend toe en gaf Hem ook de kracht om Zijn werk van barmhartigheid ten uitvoer te brengen. Ik zelf kon Hem volledig doorstralen, Ik zelf was in mijn oerwezen in Hem. En dus was Ik het Die de zondenschuld teniet deed voor de mensen, want het was de Liefde Die de mens Jezus de kracht gaf te lijden en te sterven aan het kruis, om de mensheid te verlossen, om de grote oerschuld te voldoen die alleen door een werk van liefde de rechtvaardige voldoening vond, zoals het de mens Jezus aan het kruis heeft volbracht.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte