Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8691
8691 De tegenstander wordt niet in zijn werkzaam zijn gehinderd
3 december 1963: Boek 91
Ik zelf ben wel de heerser over hemel en aarde en geen wezen zal zich tegen mijn wil kunnen verzetten, en toch betwist Ik mijn tegenstander zijn recht op het gebied dat zijn rijk is niet: de aardse wereld, die al wat hem toebehoort bevat en waar hij zijn invloed kan laten gelden wanneer het zich in ontwikkeling bevindende geestelijke het stadium als mens heeft bereikt. Dan zal hij dit geestelijke - de mens - op elke manier in het nauw drijven om diens ontwikkeling tegen te gaan en hem weer de diepte in te trekken, waaruit hij zich langs een eindeloos lange weg had omhooggewerkt. Dan dus is hij de heer in zijn wereld.
En daarin hebt u mensen de verklaring waarom Ik zoveel onheil toelaat, waarom Ik niet verhinderend ingrijp waar duidelijk het werkzaam zijn van mijn tegenstander is te herkennen. Hij heeft recht op u mensen daar u hem eens vrijwillig volgde in de diepte en hij gebruikt zijn recht ook om u in zijn macht te houden. Maar u zelf zult hem weerstand kunnen bieden, want u bezit een vrije wil. En ook aan kracht ontbreekt het u niet wanneer u deze maar van Mij vraagt. Maar van mijn kant zal mijn tegenstander niet gehinderd worden in zijn activiteiten. Want de aardse wereld is zijn aandeel, zelfs alle soort materie waarover hij geen macht heeft is zijn aandeel, omdat die het gevallene bevat dat - alleen doordat het gebonden is in materie - tijdelijk aan zijn macht is onttrokken. Maar zodra het als mens over de aarde gaat, kan hij zijn macht weer over hem uitoefenen zonder daar door Mij in gehinderd te worden. En deze benut hij waarlijk ten volle.
Doch een zeer machtige Tegenstander heeft hij in Jezus Christus, de goddelijke Verlosser. En tot Deze kan ieder mens zich wenden om bevrijd te worden van de vijand der zielen. Want Jezus is sterker dan hij en Hij bevrijdt iedere ziel uit zijn macht die Hem daar maar om vraagt en door haar gebed het geloof in Hem en Zijn verlossingswerk laat zien; die daardoor ook Mij zelf erkent die in Jezus mens ben geworden om al het gevallene te verlossen. Zo is dus wel de macht van de tegenstander op aarde enorm groot en toch vindt hij zijn Meester in Jezus Christus. En al heeft hij nog zo'n grote macht over de mensen, zo hebben ze toch in Jezus Christus een Redder en Verlosser uit zijn macht. Dus kan de mens niet verwachten dat Ik, zijn God en Schepper van eeuwigheid, een einde maak aan het werkzaam zijn van de tegenstander, dat Ik hem verhinder schandelijke praktijken uit te voeren, omdat Ik hem zijn recht niet ontneem om op elke manier op de mensen in te werken, om hen voor zich te behouden. De mens zelf echter hoeft het niet toe te laten, want hij kan zich te allen tijde tot Jezus Christus wenden dat Hij hem zal bevrijden van zijn gevangenbewaarder, dat Hij hem zal helpen vrij te worden uit de macht, maar waaraan hij is onderworpen zonder de hulp van Jezus Christus.
Hoe vaak spreekt u mensen de woorden niet uit: "Waarom laat God dat toe?" Ik hinder mijn tegenstander niet bij zijn werken, omdat u zichzelf eens onder zijn heerschappij heeft gesteld en hij heden uw heer is wanneer u zelf niet van hem vrij wilt worden en Jezus Christus vraagt u van hem te verlossen. Maar bovendien weet Ik wat voor u en iedere ziel afzonderlijk het beste is. Ik ben op de hoogte van de gesteldheid van elke afzonderlijke ziel. Ik weet waardoor ze geheel rijp kan worden en de duistere wereld moet Mij ook dienen, want ook het handelen van de duistere krachten zal Ik in zijn uitwerking zo weten te sturen, dat het voor de zielen van de mensen bevorderlijk is, als ze maar bereid zijn uit zijn macht vrij te komen en op Mij aan te sturen.
En steeds zal de wil van de mens bepalend zijn, want die is vrij. Zolang het geestelijke in de werken van de schepping gebonden is, kan mijn tegenstander niet op dit geestelijke inwerken. Maar in het stadium als mens komt hem het recht toe omdat het om de vrije keuze van het wezen gaat, die de tegenstander voor zich wil behouden. En daarom gebruikt hij elke gelegenheid en de mens is des te meer aan hem overgeleverd, hoe verder hij nog van Mij verwijderd is, hoe minder hij de verbinding met Mij tot stand brengt, of ook: Zolang hij Jezus Christus niet erkent en tot Hem vlucht in zijn nood, is hij aan de vijandelijke macht overgeleverd, wat echter toch zijn vrije wil zelf bepaalt.
Ik heb wel de macht en Ik kan alles, ook het doen en laten van mijn tegenstander verhinderen, maar dan zou de gang van de mens over de aarde zonder nut zijn, terwijl hij zelf vrij moet kiezen voor Mij of voor hem. Maar ook u mensen zult moeten begrijpen dat en waarom u hard op de proef wordt gesteld, dat en waarom hij vaak u mensen in de meest benarde toestand verplaatst en Ik hem niet weer, omdat u zelf zich niet tot Mij wendt om hulp en dit het eigenlijke doel van alle nood is die Ik dan toelaat opdat u de weg naar Mij zult vinden.
Doch u zult het kunnen geloven dat Ik u niet alleen laat en u te allen tijde zal helpen wanneer u probeert van hem los te komen en u vol vertrouwen naar Mij vlucht en Mij dan ook als uw God en Vader erkent; wanneer u Jezus aanroept om vergeving van uw schuld en om bevrijd te worden van de vijand die ook om u strijdt om u niet te verliezen. Maar waarlijk, mijn macht is groter en roept u Mij aan in geest en in waarheid, dan zult u ook vrij worden van hem en uw leven op aarde zal niet tevergeefs zijn geweest.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte