Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8600
8600 Het verlossingswerk van Jezus was het begin van een nieuwe periode in het werk van terugvoering
29 augustus 1963: Boek 90
Toen de mens Jezus de dood aan het kruis onderging begon een nieuwe periode in het werk van het terugvoeren van mijn schepselen, want tot aan deze tijd bevonden nog alle mensen zich in de geestelijke duisternis die mijn tegenstander over al het gevallen geestelijke had gespreid. Alle mensen waren nog met de oerzonde belast en geen mens kon dichter bij Mij komen, omdat mijn gerechtigheid dit niet toeliet vóór de oerzonde was goedgemaakt. Er waren echter al ontelbare mensen over de aarde gegaan. Onder hen waren er ook, die van goede wil waren, maar die vanuit zichzelf geen kracht bezaten om zich van mijn tegenstander te bevrijden, want ze konden allen geen juiste verbinding met Mij tot stand brengen omdat hun de liefde ontbrak.
De eigenliefde beheerste hen als teken dat ze bij mijn tegenstander hoorden. En ze waren ook niet op de hoogte van de reden van hun bestaan op aarde, van hun afval van Mij. Ze waren met algehele blindheid geslagen, echter werelds heel actief en daarom probeerden ze voortdurend zich voordelen te verschaffen ten koste van de medemensen. Ze misten de onbaatzuchtige liefde waardoor ze in een hogere toestand van rijpheid zouden hebben kunnen komen. En die weinige uitzonderingen werden wel hun geestelijke nood gewaar, ze beseften ook wel dat er boven hen een God en Schepper was, maar ze herkenden Mij niet als een God van liefde, integendeel, als een god van wraak en toorn. En de mensen zouden nooit verder kunnen komen in hun geestelijke ontwikkeling. Het zou altijd en eeuwig hetzelfde egocentrische geslacht zijn gebleven dat niet tot een hoger inzicht kon komen zolang de last van de oerzonde op hen drukte. Altijd zou mijn tegenstander de mensen aan de grond hebben gehouden wanneer er niet een Redder zou zijn gekomen ter wille van de weinige die zich ongelukkig voelden en in hun nood riepen om een Redder.
En eens moest ook weer een mogelijkheid worden geschapen een verbinding met Mij tot stand te brengen, die echter dan moest uitgaan naar de Vader. De mensen moesten als kinderen naar de Vader kunnen roepen, terwijl ze tevoren in hun God en Schepper alleen een macht zagen, voor wie zij zich echter niet wilden buigen omdat deze opstand tegen Mij nog in hen zat als gevolg van de vroegere oerzonde. Er moest weer een verhouding van liefde mogelijk zijn tussen de schepselen en Mij, die echter van de kant van de mensen zelf tot stand moest worden gebracht door de bereidwilligheid van dezen om lief te hebben, die echter vóór de kruisdood van Jezus slechts heel zelden een mens bezat en deze dan door mijn tegenstander bovenmate gekweld werd zodat hij bijna wanhoopte over mijn bestaan. Maar Ik stond hem bij omdat Ik zijn wil kende en nam hem van de aarde.
Het verlossingswerk van Jezus Christus beëindigde nu een tijdperk van de meest verre verwijdering der mensen van Mij. Zijn kruisdood verzoende de oerzonde van alle gevallen wezens en ze kunnen nu in het stadium als mens weer de juiste band met Mij tot stand brengen, wanneer ze zelf met de ondersteuning van Jezus Christus een leven leiden van liefde, wanneer zij van de keten van de tegenstander bevrijd worden door Zijn aan het kruis vergoten bloed en dus in Mij de Vader zien en de liefde hen aanspoort naar Mij te gaan, naar de verbinding die zij eens vrijwillig verbraken en daardoor ongelukkig werden. De dood van Jezus aan het kruis beëindigde een toestand der mensheid zonder hoop. Er begon een nieuw tijdperk waarin de mens alleen maar zijn weg naar Jezus hoefde te nemen, om door Hem weggeleid te worden uit het gebied zonder licht van mijn tegenstander, waarin ook weer de poort naar het lichtrijk was geopend. Het was nu weer mogelijk dat de mens geheel veranderde, dat hij zijn wezen weer vormde tot liefde, dat hij werd wat hij voor zijn afval van Mij geweest is.
De eerste verlosten keerden terug naar Mij. Ik kon hen opnemen in mijn rijk van licht en gelukzaligheid, wat toch nooit mogelijk geweest zou zijn wanneer Jezus de oerschuld niet zou hebben goedgemaakt door Zijn dood aan het kruis. Want Ik ben als hoogst volmaakt ook rechtvaardig en kon bijgevolg geen schuld doorstrepen waarvoor geen boete zou zijn gedaan. Lange tijden zijn verstreken, waarin de mensen onder de last van de zonde bijna bezweken. Doch zij zagen hun schuld niet in. En daarom kwamen zij steeds weer in opstand tegen Mij - die zij als Macht niet konden loochenen, maar aan wie zij zich niet in liefde overgaven. Want de liefde hadden ze eens afgewezen en wat ze nu nog hadden was slechts eigenliefde, de verkeerd gerichte liefde die mijn tegenstander op hen had overgedragen. Dus waren ze in hun wezen nog geheel en al een deel van hem. En eerst moest het wezen veranderen, wat pas mogelijk was na de kruisdood van Jezus, die voor hen de wil en de kracht verwierf zich te verheffen en de eigenliefde op te geven. Dit alles waren alleen maar geestelijke processen, want aards-menselijk leefden ze wel in vreugde en welbevinden verder, maar niemand hield rekening met zijn medemensen. Veeleer dacht ieder alleen aan zichzelf en de sterke onderdrukte de zwakke, die zich niet kon verweren omdat mijn tegenstander er plezier in had, al wat door hem in de diepte was gestort, in een ellendige toestand te zien, want hij was zelf zonder enige liefde, maar vol haat en vijandigheid. En zijn wezen weerspiegelde zich ook in het wezen van de mensen. Wie sterk was onderdrukte eveneens de medemensen en kende geen erbarmen, want hij had geen liefde, net als zijn heer - de vorst der duisternis - zonder liefde was.
Maar Jezus trachtte door de liefde de mensen op het juiste pad te brengen. Jezus leefde in liefde en onderrichtte ze en leverde hun het bewijs dat de liefde een kracht was die zelfs de tegenstander overwon en dat alleen maar door de liefde de mensen van hem kunnen worden bevrijd. Zo leefde dus de mens Jezus eerst de mensen een leven in liefde voor, voordat Hij dan zelf het grootste werk van liefde en erbarmen volbracht: zich aan het kruis te offeren voor de zonden van de mensen, opdat deze vrij werden en nu door een juist leven weer kracht en licht verwierven om nu de laatste weg af te leggen naar hun ware vaderland, waarop Jezus door Zijn dood aan het kruis hen was voorgegaan. Die ze nu alleen maar hoefden na te volgen om als verlost binnen te kunnen gaan in mijn rijk, naar Mij in het vaderhuis, terug naar de Vader uit wiens liefde ze waren voortgekomen en in wiens liefde ze nu ook voor eeuwig zullen verblijven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte