Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8586
8586 Wat was het lichaam van Jezus?
14 augustus 1963: Boek 90
Voor Mij, als uw God en Schepper, is niets onmogelijk. Wat Ik wil, dat gebeurt. En wat Ik wil scheppen, staat al als verwezenlijkte gedachte voor Me. Mij zijn geen grenzen gesteld, noch in ideeën noch in uitgevoerde werken, of ze nu geestelijke dan wel aardse substantie zijn. Want van oorsprong is alles geestelijks, om het even of u aardse of geestelijke scheppingen voor ogen staan.
Hoe echter deze geestelijke substantie in zichzelf geaard is, dat kan alleen Ik zelf beoordelen. Alleen Ik weet of het eens van Mij afgevallene geestelijks is dat hard geworden is tot vaste materie, of dat geestelijke kracht door Mij rechtstreeks is uitgestraald en vorm heeft aangenomen volgens mijn wil. Want elke kracht kan Ik veranderen of vormen tot scheppingswerken van allerlei aard.
Ik kan ook de door Mij rechtstreeks uitgestraalde kracht de karakteristieke eigenschappen geven die het eens zondig geworden geestelijke aankleven wanneer de uitgestraalde kracht als laatste vorm als menselijk lichaam een ziel in zich draagt ten behoeve van haar vervolmaking. Een door Mij voortgebracht lichaam dat geen zondig geworden geestelijks is, kan zich door mijn wil in een toestand van zwakte bevinden of kenmerken in zich hebben die elk ander lichaam aankleven, wanneer dit een bepaald doel dient. Alles ligt besloten in mijn wil en mijn macht. Maar steeds zal al het reine, al het goddelijke, beïnvloed worden en in benauwenissen geraken door de band met de wereld, met de materie die onrein geestelijks is. En daar het bij het verlossingswerk van Jezus om een uitermate belangrijke missie ging, waren de onzuivere vijandige krachten in het bijzonder bezig om op het zuivere goddelijke, de buitenkant van Jezus, in te werken. Want deze goddelijk-geestelijke uitstraling van kracht die als Zijn lichaam was te beschouwen, werd niet zodanig werkzaam dat ze al het vijandelijke vernietigde of zijn werkzaam zijn verhinderde, maar het volstond op dezelfde wijze als elke andere lichamelijke buitenkant, weerstand te bieden, het haar kwellende geestelijke tot bedaren te brengen en dus dezelfde strijd te voeren tegen alle verzoekingen. Want de mens Jezus wilde de medemensen het leven voorleven dat ze allen moesten leiden om van de krachten der duisternis vrij te worden.
Maar dat het lichaam van Jezus aardse materie was, valt niet te ontkennen. Maar deze aardse materie was het werk van mijn liefde, wijsheid en macht. Het was geen gevallen geest aan wie deze substantie was ontnomen, maar van Mij uitgegane kracht, die zich door mijn wil had verdicht tot een vorm, maar die geenszins minder harde eisen stelde aan de mens Jezus. Want zodra er kracht uit Mij naar de aarde komt, waar dus volmaakt geestelijks in het rijk van Mijn tegenstander komt, wordt dit volmaakte in het nauw gebracht door onrijpe geestelijke substanties. En al deze substanties moesten verlost worden - substanties die zich aan de ziel van Jezus vastklampten en ook het lichaam als het ware in bezit namen, dat nu moest strijden om niet het onderspit te delven, maar ook niet bovennatuurlijk zijn kracht mocht gebruiken, omdat het de mensen als voorbeeld moest dienen, om welke reden er aan de mens Jezus geen voordeel door buitengewone kracht was gegeven.
Hij moest als mens geaard zijn, zoals alle andere mensen. En ook de omstandigheid dat Zijn lichaam een voortbrengsel van Mijn kracht was, leverde Hem geen voordeel op in Zijn streven naar vergoddelijking. Het was voor Zijn ziel alleen maar een keten die haar eindeloos kwelde, omdat de ziel uit de vrijheid en het helderste licht kwam en in de duisternis verblijf moest nemen. En deze duisternis overviel ook het lichaam en bereidde het kwellingen, welke de ziel voelde en welke het lichaam toch niet bespaard konden blijven. Want als gevolg van Zijn liefde zag Jezus alle samenhang in en berustte Hij in Zijn noodlot dat Hij precies voorzag en waardoor Hij al onbeschrijfelijke kwellingen moest verdragen.
De totale vergoddelijking echter kon alleen tot stand worden gebracht door buitengewoon lijden en een overmaat van liefde. En daartoe droeg alleen al het verblijf van een zuiver lichaam zonder zonden en een ziel uit het rijk van het licht in het gebied van de vorst der duisternis bij, omdat ze zich voortdurend teweer moesten stellen tegen hem en zijn krachten, die alles probeerden om ook het lichaam tot zonde te verleiden, om ook de mens Jezus in schuld te storten, wat hem echter niet lukte.
Maar de strijd was zwaar en toch heeft de mens Jezus deze doorstaan en ook alle mensen het bewijs geleverd dat ze door de liefde ook de kracht verwerven om weerstand te bieden aan alle verzoekingen van de kant van de tegenstander. Bovendien heeft Hij door Zijn kruisdood ook voor alle mensen de genade van een versterkte wil verworven, zodat het ook voor alle mensen mogelijk is vrij te worden uit de keten van hun gevangenbewaarder. Dat ze niet aan de tegenstander zijn uitgeleverd, maar in Jezus Christus een Helper hebben, aan Wie ze zich kunnen toevertrouwen en Die hen toch begrijpt als mens en ze waarlijk aan de macht van de tegenstander zal ontrukken wanneer ze Hem daarom vragen. Want Hij weet hoe deze uw lichaam in het nauw brengt om uw ziel te verhinderen rijp te worden.
Hij weet dat de strijd in het leven op aarde zwaar is, omdat het lichaam nog een deel van de tegenstander is en deze het niet vrij wil geven. Maar Jezus heeft voor u het offer aan het kruis gebracht, opdat u vrij zult kunnen worden. Hij heeft u verlost door Zijn bloed, opdat u vrij zult worden van alle zonden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte