Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8441
8441 De kracht van de liefdevolle voorbede voor ongelovigen
17 maart 1963: Boek 89
Hoe ver verwijderd zijn de mensen nog van Mij, die geen geloof hebben in een God en Schepper, die zichzelf slechts beschouwen als een product van een natuurkracht en niets willen erkennen wat wijst op een machtig Wezen.
De afkerige wil in hen is nog niet gebroken. Ze wijzen Mij af en willen geen band met Mij en daarom zijn ze nog helemaal in de macht van mijn tegenstander. Ze zijn diens helpers, omdat ze ook hun medemensen ervan willen overtuigen dat er niets bestaat dat als een alwijze macht te erkennen zou zijn. Weliswaar gaan ze de weg over de aarde als mens, maar ze bevinden zich vlak bij de afgrond, waarin mijn tegenstander ze weer omlaag zal storten, wanneer ze niet nog voor hun dood van mening veranderen.
Want van zulke geheel ongelovige mensen is ook een opklimmen in het rijk hierna moeilijk te verwachten, omdat ze voor geen enkele opheldering toegankelijk zijn en op hun standpunt zullen blijven staan. Ze gebruiken in het aardse leven ook de gave van het verstand verkeerd. Want ze zouden ook door middel van hun verstand tot andere gevolgtrekkingen kunnen komen, wanneer ze de serieuze wil zouden hebben, ware opheldering te verkrijgen over het doel van hun bestaan op deze aarde. Maar zulke gedachten - wanneer ze in hen boven komen - worden afgewezen. En er bestaat geen andere mogelijkheid hen tot geloof te laten komen, want bewijzen zouden dwangmiddelen zijn, die echter nooit worden toegepast. Meestal is bij zulke ongelovige mensen ook het hart verhard en daar het hun dus aan liefde ontbreekt, blijft het ook in hun hart duister en alleen de vijandige wil is sterk, die ook proberen zal in dezelfde zin invloed uit te oefenen op de medemensen, omdat hij als aanhanger van de tegenstander door deze wordt aangezet om voor hem te werken. En wilt u zulke mensen proberen te overtuigen van de waarheid, dan zult u nauwelijks succes kunnen boeken. En het enige wat u voor hen zult kunnen doen, is voorbede, omdat - wanneer deze in liefde wordt verricht - ze als kracht weer op die mensen terug straalt en dan ook een zodanige uitwerking kan hebben, dat de mens nadenkt en zijn afkerige wil zwakker wordt.
En daarom zult u alle ongelovigen ook in het gebed moeten gedenken, opdat hun hart zich laat raken door de kracht van de voorbede.
U zult er steeds aan moeten denken dat deze zielen nog helemaal in de macht van mijn tegenstander zijn en er hulp aan hen moet worden verleend, willen ze van hem vrij worden.
Onder dwang kan hij niet worden veranderd. De rechtstreekse straal van mijn liefde wijst hij af en daarom verliest ze ook aan doeltreffendheid. Maar uw liefde maakt het doen toekomen van kracht mogelijk, die hij als weldadig ervaart en die zijn denken veranderen kan, zonder dat hij daartoe gedwongen wordt. En wanneer u bedenkt dat zo’n ziel buitengewoon zwak is en daarom de tegenstander geen weerstand kan bieden, dan moest deze zwakheid uw medelijden opwekken en uw wil om lief te hebben aansporen alles te doen wat voor haar redding mogelijk is.
En in dit geval blijft alleen de liefdevolle voorbede over, die de tegenstander toch nog de ziel kan ontworstelen, omdat ze niet zonder uitwerking blijft. De vrije wil is het goddelijke in de mens en toch is deze vrije wil ook de reden geweest voor de diepste val. En hij is het nog steeds, dus daarom vergt de terugkeer van een gevallen ziel ook vaak eeuwige tijden, wanneer de liefde haar niet te hulp komt tijdens haar aardse bestaan. Want de liefde vermag alles.
En de tegenstander legt het af tegen de liefde.
Dan kan hij de ziel niet vasthouden. Ze zal zich van hem vrijmaken en aansturen op Diegene, Die de Liefde is.
Dus zal ze Mij nu ook erkennen als haar God en Schepper en is ze gered voor tijd en eeuwigheid.
Er hoefde geen mens op aarde verloren te gaan, wanneer er voor elke ziel vanuit diepe liefde zou worden gebeden.
Want alleen zo’n gebed heeft resultaat, maar niet de lippendienst van massa’s mensen, die niet in geest en in waarheid naar Mij opstijgt, doch slechts een gebed voor de vorm is, zonder kracht.
Zou iedere mens zich de redding van een ziel maar ten doel stellen, dat hij deze ziel zijn liefde doet toekomen. En zou hij maar tot Mij bidden om redding, opdat ze niet weer voor eindeloze tijden verloren gaat. Dan zouden de mensen waarachtig veranderen en tot een waar geloof komen en ze zouden alles doen om het doel van hun leven te bereiken.
Doch de liefde onder de mensen is bekoeld en ieder denkt alleen maar aan zichzelf. Hij kan daarom ook niet geloven en hij kan zijn doel ook niet bereiken. Veeleer stuurt hij onverstoorbaar weer op de afgrond aan en moet nogmaals in kwelling beginnen aan een eindeloos lange weg en ongelukkig zijn. Want mijn macht kan niet ingrijpen waar de wil tegen Mij gericht is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte