Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8353
8353 De Messias, de Redder van de mensheid
12 december 1962: Boek 88
Uit lichte hoogten ben Ik naar de aarde afgedaald om in de duisternis mijn licht binnen te dragen. Want de zon van de Geest was ondergegaan. Geen lichtstraal verlichtte de donkere nacht en de mensen bevonden zich in de ergste nood. En die hun nood onderkenden, schreeuwden naar Mij om hulp. Ze riepen een Redder te hulp Die hen zou bevrijden, want deze weinigen waren nog niet geheel door mijn tegenstander gevangen genomen. Ze leefden een leven in liefde en hadden de band met Mij nog niet geheel verloren. En daarom wendden ze zich tot Mij in hun nood, opdat Ik hun een Redder zou mogen zenden.
En dus zond Ik mijn Zoon naar de aarde. Een lichtgeest die uit mijn liefde was voortgekomen en die Mij ook trouw bleef toen de schare van oer-geesten van Mij afviel, bood zich aan Mij aan voor een werk dat uniek was, dat echter de gehele mensheid redding bracht. Hij daalde af naar de aarde en ging midden tussen de mensen wonen. Hij begon aan zijn aards bestaan net als ieder ander mens, maar hij had een grote missie op zich genomen: zichzelf, dat wil zeggen zijn aards omhulsel in orde te brengen, zodat het Mij tot verblijfplaats kon dienen omdat Ik zelf Me over mijn schepselen wilde ontfermen, omdat Ik zelf hun grote schuld teniet wilde doen die ze door hun vrijwillige afval van Mij op zich hadden geladen.
Dit lichtwezen, een kind van mijn liefde, bood zich aan om als mens voor Mij dit werk van genoegdoening te verrichten. En als ziel nam het zijn intrek in het kindje Jezus en begon een weg over de aarde die zo buitengewoon smartelijk was omdat ook Zijn aardse lichaam zich moest vergeestelijken om Mij zelf als de eeuwige Liefde als woning te dienen. Al bij Zijn geboorte kon de omgeving herkennen dat dit Kindje de beloofde Messias was, want soms drong Zijn overgrote volheid van licht door en uitte zich in uitzonderlijk wijs spreken van het Kindje. Maar Zijn ziel werd buitengewoon lastiggevallen door mijn tegenstander die al het nog hem toebehorende geestelijke ertoe aanzette bezit te nemen van Zijn lichaam, zodat dus het lichaam door deze invloed in sterke verzoeking kwam, waartegen de mens Jezus moest strijden om niet het onderspit te delven.
De liefde in Hem gaf Hem daartoe deze kracht. Maar Hij moest buitengewoon worstelen en Zijn hele weg over de aarde was een ware kruisweg, die Hij echter vrijwillig op zich had genomen uit liefde voor Zijn gevallen broeders wier grote nood Hij kende. Maar Zijn leven was ook een ononderbroken dienen in liefde. En omdat Ik de Liefde zelf ben, kon Ik ook voortdurend in Hem zijn en Hem van de kracht voorzien om de missie te vervullen: het werk van de boetedoening voor de grote zondenschuld van de mensen te verrichten. Hij was mijn Zoon. Hij was een ziel van het licht die op aarde de totale aaneensluiting vond met Mij, die het werk van de vergoddelijking volbracht dat het doel is van ieder door Mij geschapen wezen: van een "schepsel" mijn "kind" te worden dat zich in vrije wil geheel verenigt met mijn wil en bijgevolg de hoogste graad van volmaaktheid kan bereiken.
Jezus was een niet gevallen oer-geest, maar toch moest deze vergoddelijking plaatsvinden in vrije wil - die de gang door het aardse bestaan, de gang door de diepte, teweeg heeft gebracht. En dus moest ook Zijn ziel aan alle kwellingen van de kant van mijn tegenstander zijn blootgesteld, omdat deze ook die ziel wilde bezitten die hij niet ten val had kunnen brengen. En daar de aarde zijn rijk was, dus het rijk van het gevallen geestelijke, is ook de ziel van Jezus aan alle duivelse lusten en kwellingen blootgesteld geweest. En de mens Jezus moest deze weerstand bieden. Hij moest, ondanks alle verzoekingen, mijn kant kiezen, de kant van Zijn Vader van eeuwigheid. Hij moest Mij zelf tot Zijn medestander maken en Hij heeft dat gedaan doordat Hij ononderbroken om mijn liefde vroeg en deze door Zijn werkzaam zijn in liefde ook ontving, omdat de liefde nooit ophoudt en de grote liefde van de mens Jezus Mij oppermachtig aantrok.
En krachtens deze liefde - want de liefde is kracht in zich - kon Hij weerstand bieden en het werk van de verlossing ten uitvoer brengen tot aan het einde. Er was de mensheid in waarheid een Redder gezonden. De Messias was gekomen, zoals het lang tevoren was voorspeld. Het Licht was naar de aarde afgedaald om de harten te verlichten van de mensen die Hem erkenden, die in Hem Mij zelf herkenden - Degene Die de mensen wilde redden van zonde en dood.
En het licht doorbrak de duisternis. In Jezus verrees er voor mijn tegenstander een Strijder die hem overwon. Want Zijn wapen was de liefde en tegen de liefde strijdt mijn tegenstander tevergeefs. Tegen de liefde zal hij altijd het onderspit delven, want de Liefde ben Ik zelf en Ik ben waarlijk sterker dan degene die u eens in de diepte stortte.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte