Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8291

8291 Her-belichaming of bezetenheid?

4 oktober 1962: Boek 87

U mag geen enkel geval van bezetenheid als een reïncarnatie van de ziel aanzien, als een terugplaatsen uit het rijk hierna naar de aarde met als doel een hernieuwde gang over de aarde als mens. Nog steeds houden zich onrijpe geesten in de nabijheid op van de aarde, zielen, die reeds de weg door het vlees gegaan zijn en in diepste geestelijke duisternis gestorven zijn. Het lichtrijk is voor hen nog gesloten en zij razen dus uit in het rijk van de laagste geesten dat overal is waar dezen zich ophouden. Zij kunnen zich niet losmaken van de plaatsen waar zij werkzaam waren op de aarde. Zij vallen de mensen lastig op velerlei manieren, voornamelijk door te trachten hun gedachten, hun boze neigingen en hun hartstochten over te brengen op mensen die een gesteltenis hebben die op hun eigen karakter lijkt. Want die mensen zijn gemakkelijk te beïnvloeden en vervullen gewillig hun verlangens - terwijl ze doen waartoe zij door die geesten worden aangespoord. En deze invloed is zeer vaak te constateren als de mensen zich niet bewust vrijmaken, hun lusten niet bestrijden en MIJ niet om hulp bidden. Zijn ze echter ongelovig, dan hebben deze geestelijke krachten vrij spel en zullen zich steeds meer uitleven en de mensen tot goddeloze handelingen drijven - wat in de laatste tijd vóór het einde bijzonder op de voorgrond zal treden.

Maar steeds is dit slechts een beïnvloeden d.m.v. gedachten - het zijn geen gevallen van bezetenheid. Ook de gevallen dat mensen volledig beheerst worden zullen in de eindtijd heel duidelijk naar voren komen, zodat het voor hun medemensen onbegrijpelijk is wat een mens aan boosheid en misdaden van allerlei aard kan volbrengen. Deze mensen kunnen innerlijk niet de nodige kracht tot weerstand opbrengen, want zij hebben een totaal verzwakte wil en dan lukt het de boze geesten geheel bezit te nemen van het lichaam om zich in dat lichaam uit te leven, alle slechte eigenschappen brengen zij op hen over en laten hen handelingen uitvoeren die zij zelf als mens gedaan hebben. Het lukt hun de ziel van de mens te verdringen en hun eigen wil te laten overheersen.

De boze geest neemt onrechtmatig een menselijk lichaam in bezit waaruit hij echter ook altijd weer kan worden verdreven als het de ziel zelf, of een mens uit haar omgeving, gelukt zich innig aan MIJ over te geven en MIJ om hulp te bidden. Want dan kan en zal IK die boze geest gebieden dat lichamelijk omhulsel te verlaten. Maar het ongeloof en de liefdeloosheid van de mensen verhinderen MIJ vaak om in te grijpen.

En zo'n inbezitneming is ook vaak door MIJ toegelaten tot loutering van de betrokken ziel zelf en ook van haar omgeving, zoals het ook mogelijk is dat de kwade geest als hij uitgeraasd is zich bezint en zich verbetert, als hij de verschrikkelijke uitwerkingen van zijn boze wil inziet.

Want soms wordt van de mens voor zijn onmenselijke daden rekenschap gevraagd, en moet hij een lange lijdensweg doormaken. En dan wordt de boze geest elke verdere mogelijkheid ontnomen de mens aan te sporen tot daden die hijzelf zou doen, wanneer hij nog als mens op de aarde zou leven. Dan verlaat hij uit zich zelf het lichaam en de eigenlijke ziel neemt nu ook de staat van lijden gewillig op zich. Maar ofschoon zij vrij is van alle schuld, draagt zij toch tot loutering de straf. Zij kan daardoor eerder uitrijpen dan in een leven van onverschilligheid zonder een bijzondere schuld.

En dit onderscheid moet u altijd maken, dat gevallen van bezetenheid geen her-belichamingen van vijandige zielen zijn. U moet weten dat in de eindtijd de hel alles uitgebraakt heeft en de vorst der duisternis zijn aanhang aanspoort tot het uiterste te gaan.

U moet weten dat ook deze boze geesten zich nog kunnen redden van het lot van een hernieuwde kluistering, als zij dat zelf maar willen. Want spoedig komt de dag van vereffening en ieder wezen moet dan rekenschap geven hoe het de tijd benut heeft, die hem ten behoeve van zijn vrijwording uit de macht van Mijn tegenstander is toegestaan.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte