Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8185

8185 De offerdood mocht niet tot geloof dwingen

24 mei 1962: Boek 86

Ook mijn offerdood aan het kruis mocht niet leiden tot een gedwongen geloof aan mijn Godheid in de mens Jezus. Want ofschoon de Liefde zelf dit offer heeft gebracht, hoewel Ik zelf in Hem was tot aan Zijn dood omdat Hij zich geheel met Mij had verenigd, trok de Godheid in Hem zich toen terug. Dat wil zeggen: Hij leed en stierf als mens. Hij deed geen beroep meer op Zijn macht die Hij door de vereniging met Mij bezat. Hij heeft als mens alle leed en pijnen op zich genomen en daardoor de grote zondeschuld teniet gedaan, welke op de gehele mensheid drukte. En dus moest ook de kruisdood een gebeuren zijn dat heel menselijk plaatsvond, omdat niemand tot geloof mocht worden gedwongen en elk ongewoon verschijnsel zo’n geloofsdwang zou hebben betekend. Wel werden vele mensen door een onrust bevangen die de kruisdood teweegbracht. Er werden vele mensen ontroerd en ze waren terneergeslagen vanwege het vonnis dat werd voltrokken aan een mens die ze niet voor schuldig hielden.

Maar dat het een offer was dat de Godheid zelf in de mens Jezus volbracht, daarvoor ontbrak elk bewijs. En dit moest ook zo zijn omdat ook het aannemen van de genade van het verlossingswerk een daad van de vrije wil moest zijn, omdat de vergeving van de zonde niet anders kon plaatsvinden dan door de vrijwillige overgave aan Jezus en de erkenning van Hem zelf als Gods Zoon en Verlosser van de wereld in Wie de eeuwige Godheid zich zelf had belichaamd.

Niemand mag tot geloven worden gedwongen. Het moet aan ieder mens vrijstaan Jezus Christus als Verlosser van de wereld te erkennen en Zijn genade-offer aan te nemen. Daarom was de dood van Jezus ook een heel menselijke gebeurtenis die op geen enkele wijze dwingend inwerkte op de mensen die bij zijn stervensuur aanwezig waren of ook naderhand hierover vernamen. En voor alle mensen blijft het verlossingswerk van Jezus ook een aangelegenheid die ze kunnen geloven, maar ook betwijfelen, want het juiste inzicht vraagt om een zekere vooruitgang van de ziel, een toekeren naar Mij. En dan zijn zij ook in staat Mij in Jezus Christus te herkennen.

Een mens die nog geheel in de macht van mijn tegenstander is, zal nooit aan het verlossingswerk van Jezus Christus geloven, al zou hem dit ook nog zo waarheidsgetrouw worden beschreven. Want hij wil het niet geloven, omdat hij nog onder de invloed van de tegenstander staat die alles zal doen om een verlossing door Jezus Christus te verhinderen.

En toch kunnen mensen ook een zeer overtuigd geloof in Hem verkrijgen wanneer ze het mogelijk maken dat mijn geest hen onderricht, wanneer ze door een leven in liefde naar mijn wil ook mijn inwerken door middel van gedachten toelaten. Er zijn dan echter geen uiterlijke bewijzen die de mens overtuigen van de waarheid van het goddelijk werk van barmhartigheid. Veeleer worden dan zijn gedachten in overeenstemming met de waarheid geleid en de mens begrijpt de verbanden en de beweegreden van het kruisoffer en dan kan hij ook zonder bewijzen geloven. Elk bewijs is en blijft voor de mensen een dwang om te geloven, maar alleen het beproeven van de vrije wil is doorslaggevend in het aardse bestaan. En zo moeten de mensen ook vrij beslissen om Jezus en Zijn kruisoffer aan te nemen en te erkennen. De mens wordt geenszins gedwongen tot aanname en daarom moeten alle gebeurtenissen naar waarheid worden beschreven, zoals het zich ook werkelijk heeft toegedragen: zoals de veroordeling van een misdadiger die tot de schandelijkste dood werd veroordeeld, tot de dood aan het kruis.

Met Zijn macht zou Jezus waarlijk deze dood van zich hebben kunnen afwenden, want ze stond Hem ter beschikking door de volledige vereniging met Mij. Maar Hij gebruikte ze niet meer, omdat Hij als geheel machteloos de dood wilde ondergaan om de mensen hulp te brengen in een nood waaruit ze zichzelf niet zouden hebben kunnen bevrijd. Maar Hij kon hen helpen vrij te worden. Hij kon de weg vrij maken naar de Vader. Hij kon voor hen de poort naar het lichtrijk openen, maar altijd alleen doordat Hij een mate van lijden op zich nam die nauwelijks een mens zou hebben kunnen verdragen wanneer niet de Liefde hem de kracht daartoe zou hebben gegeven - Die wederom Ik zelf was.

Maar Hij gebruikte deze kracht niet om zich van Zijn lijden te ontdoen, doch alleen om het lijden en de bitterste dood aan het kruis uit te kunnen houden. Want Hij wilde de mensheid verlossen van zonde en dood. Dat ook de mijnen aan Mij twijfelden was begrijpelijk, want ze zagen Mij toch plotseling gespeend van al mijn kracht toen ze moesten toezien hoe men met Mij omging, toen Ik Me niet verweerde en de macht niet gebruikte die ze zo vaak bij Mij hadden kunnen vaststellen.

Maar dan zou het kruisoffer niet zijn volbracht. En ook zou mijn weg als mens over de aarde doelloos zijn geweest, omdat de mensen ondanks mijn leringen en onderrichtingen steeds krachteloos zouden zijn gebleven tegenover mijn vijand. Want de niet teniet gedane zondeschuld was de zwakheid, de last die op de mensheid drukte, waarvan ze uit eigen kracht niet vrij konden worden. En om hun wil te versterken ben Ik aan het kruis gestorven. Om hun wil te versterken nam Ik zelf de reusachtige last van de zonde op Mij en deed ze teniet door het meest smartelijke werk van erbarmen dat zich op deze aarde ooit had voltrokken en zich ook nooit meer voltrekken zal.

Ik stierf voor alle mensen van het verleden, van het heden en van de toekomst. Maar ieder mens moet in vrije wil dit verlossingswerk van Mij inzien en aannemen, want dan erkent hij ook Mij zelf, aan Wie hij eens zijn erkenning heeft onthouden en waarom hij in de diepte is gestort.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte