Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8112
8112 Reiniging van de aarde
28 februari 1962: Boek 86
Ik wil de aarde reinigen en van haar weer een oord van vrede maken waar de liefde zal regeren, waar Ik zelf te midden van de mijnen zal kunnen vertoeven omdat hun liefde voor Mij dit zal toelaten. Eerst moet er echter een reiniging plaatsvinden. Aan de activiteiten van mijn tegenstander moet een einde worden gemaakt en daarom moet hij zelf in ketenen worden geslagen, samen met zijn aanhang. Dat wil zeggen, al het hem toebehorende geestelijke moet weer gekluisterd worden in de harde materie. Al het geestelijke, dat zich op de weg van de positieve ontwikkeling bevindt, moet in vormen overeenkomstig zijn toestand van rijpheid worden geplaatst. En zo heeft dus mijn tegenstander elke macht verloren, want het geestelijke is van hem afgenomen, dat in gedwongen toestand nu weer de weg over de aarde gaat. En de mensen, op wier wil hij invloed kan uitoefenen, hebben zich van hem afgekeerd en zijn definitief naar Mij teruggekeerd, zodat ze dus als stamouders van het nieuwe mensengeslacht door hem niet meer in het nauw kunnen worden gedreven. Elke macht die hij in zijn aanhang ziet, is hem ontnomen, want over het in de materie - in de scheppingen der aarde - gekluisterde geestelijke, heeft hij geen macht. En er zal weer vrede zijn op aarde voor lange tijd.
Er moet dus eerst een reiniging voorafgaan en deze vindt plaats door een werk van vernietiging van onvoorstelbare omvang, want er vindt een totale omvorming van het gehele aardoppervlak plaats, alle scheppingen worden opgelost en weer nieuw gevormd, wat ook een ondergang van alle mensen en levende wezens betekent; een vergaan van al datgene, wat het geestelijke in zich bergt. Het scheppingswerk "aarde" blijft wel bestaan, maar tot diep in het binnenste zal het geweld van de natuurkrachten zich een weg banen. Het zal de vaste materie uiteen doen vallen en al het gekluisterde de mogelijkheid van nieuwe vervormingen geven. Want alles is uit de ordening geraakt omdat de mensen geheel tegen mijn ordening van eeuwigheid in leven en handelen. En daarom moet alles een nieuwe rangordening ondergaan, wat tevoren een uiteenvallen van de scheppingswerken vereist, dat voor u mensen hetzelfde is als de ondergang, want buiten diegenen die Ik voor het einde zal weghalen, zal niemand het einde overleven.
Maar alleen voor de mens is dit laatste gebeuren vreselijk, omdat diens ziel weer opnieuw in de vaste materie wordt verbannen, terwijl al het andere geestelijke alleen maar een vooruitgang in zijn ontwikkeling kan boeken.Want voor al het geestelijke worden nieuwe vormen geschapen die deze opnemen. En de scheppingen op de nieuwe aarde zullen heel wat bekoorlijker zijn en weer is het geestelijke de mogelijkheid gegeven, dienend bezig te zijn, waardoor al het geestelijke hogerop klimt en steeds weer zijn huidige vorm kan verwisselen.
Dit omvormingswerk van de oude aarde is voor u mensen ophanden. En ofschoon u niet op de hoogte bent van dag en uur, zult u zich moeten voorbereiden op het einde - u, die niet ten prooi wilt vallen aan de ondergang, die Mij zult willen toebehoren en niet onder de verschrikkelijke rechtspraak van een hernieuwde kluistering zult willen vallen. Geloof het, dat u in de tijd van het einde leeft en houd u bezig met deze gedachte, dat u zelf voor u het lot zult scheppen: dat u bovenmate gelukkig een heerlijk leven zult kunnen leiden in het paradijs van de nieuwe aarde, maar dat u ook zult kunnen wegzinken in diepste duisternis, wanneer u niet de genade hebt nog voordien te worden weggeroepen, om in het hiernamaals nog een mogelijkheid te krijgen omhoog te klimmen. Maar neem de arbeid aan uw ziel serieus, dat wil zeggen: leid een leven in onbaatzuchtige naastenliefde, en daardoor zult u ook de band met Mij tot stand brengen en dan ook zeker gered worden voor de ondergang. Steeds weer zal Ik u mensen toesturen die aanmanen en waarschuwen. Steeds weer zult u over slagen van het lot en catastrofes van allerlei aard horen of erdoor worden overvallen, want het zijn voor u allemaal aanmaningen, te denken aan een plotselinge dood en het lot van uw ziel als ze nog niet in staat is mijn rijk van licht en gelukzaligheid binnen te gaan.
Ik wil niet dat u verloren gaat. Ik wil dat u het eeuwige leven verwerft, maar u mensen leeft onverantwoord verder. U denkt niet aan Mij en u denkt ook niet aan het lot van uw ziel na de dood van het lichaam. En steeds weer moet u erop opmerkzaam worden gemaakt dat u een vreselijk lot tegemoet gaat, dat u - in de hardste materie verbannen - de weg van uw ontwikkeling weer opnieuw zult moeten beginnen in onuitsprekelijke kwelling en nood. Dat u dit lot echter ook van u zult kunnen afwenden wanneer u naar Mij luistert, wanneer u diegenen geloof schenkt die in mijn naam verkondigen dat u kort voor het einde staat. Want de tijd is vervuld en het zal komen zoals het verkondigd is in woord en geschrift.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte