Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8101
8101 De zegen van de liefdevolle voorbede
13 februari 1962: Boek 85
Geen ziel zal gebrek lijden, die u uw liefdevolle voorbede schenkt.
Hoewel mijn liefde gebonden is aan de wet van de eeuwige ordening, kan uw liefde een verlossende uitwerking hebben. En ter wille van uw liefde kan Ik de zielen kracht doen toekomen en hen helpen zich definitief te verlossen. Want Ik wil u alleen aansporen liefde te schenken, omdat liefde een kracht is die zowel de nog niet verloste hulp kan bieden, als ook u zelf in uw positieve ontwikkeling vooruit kan helpen. En zo heeft alles een buitengewoon zegenrijke uitwerking, wat in de liefde zijn motivering heeft, zowel op aarde als ook in het hiernamaals. Bent u mensen in staat alles met uw liefde te omvatten, dan bent u al ver gevorderd in uw ontwikkeling en zult u als voltooide wezens binnen kunnen gaan in het rijk hierna, wanneer uw ziel het aardse lichaam verlaat. Maar zo’n liefde kunnen de mensen maar zelden opbrengen, want meestal oordelen ze nog zuiver menselijk en zien ze de fouten en zwakheden van hun medemensen, die ze daarom naar hun mening niet kunnen beminnen.
Maar de liefde moet zodanig zijn dat ze voor alles begrip heeft, dat ze alles kan vergeven, dat ze de zwakheden en fouten van de medemens met ogen vol van medelijden aanziet, dat ze bereid is hem te helpen.
En wie zich deze graad van liefde op aarde eigen kan maken, kan zich werkelijk gelukkig prijzen. Want hij heeft de omvorming van zijn wezen tot liefde volbracht, die het doel van zijn weg over de aarde is geweest.
Maar u moet allen uw best doen die graad van liefde te verkrijgen en u moet daarom steeds trachten u een voorstelling te maken van de ziel van de medemens die vaak in diepste nood verkeert en hulp nodig heeft, ongeacht of ze nog op aarde verblijft of al in het rijk hierna.
Zou u zulke zielen kunnen zien, dan zou een diep medelijden u aangrijpen. En ook dadelijk zou uw wil zijn aangespoord om te helpen, ze te bevrijden uit hun nood. En zo zult u zich eens serieus bezig moeten houden met de gedachte dat zulke zielen dringend hulp nodig hebben en die maar zelden ervaren, omdat ook andere mensen aanstoot nemen aan hun gedrag en ze daarom helemaal geen liefde verwerven bij hun medemensen.
De gedachten van de mens kunnen niet goed zijn, maar de ziel is te beklagen, omdat ze zich in de boeien van de tegenstander bevindt, die al het goede in haar verstikt. En in haar zwakheid is ze hulpeloos aan hem overgeleverd, omdat ze in zichzelf geen liefde opwekt die haar kracht zou kunnen schenken om weerstand te bieden.
En zulke zielen zult u moeten helpen met uw liefde.
Een goede gedachte, een voorsprekende roep naar Mij en ook een onbaatzuchtige daad om te helpen die de ziel weldadig aandoet, kan in de ziel de liefde laten opvlammen, omdat ze een kracht in zich voelt die uw liefde haar heeft doen toekomen. Wanneer u steeds maar zou proberen u in de nood van die zielen te verplaatsen, dan kwam uw liefde hen tegemoet en u zou waarlijk bij deze zielen verlossend werkzaam kunnen zijn. Want iedere ziel die nog in volledige duisternis leeft, die nog niet de kracht van de liefde bij zichzelf heeft bespeurd, is te beklagen. En juist aan zulke zielen gaat u voorbij. U schenkt hun weinig aandacht of u wendt u van hen af, omdat de mensen u niet bevallen, omdat u denkt niet van ze te kunnen houden.
Bekommer u om hen. Probeer u in hun nood te verplaatsen, u die het licht al hebt gevonden. Heb medelijden met degenen die zonder licht voortgaan. Schenk hun liefde en leg Mij hun nood voor, en Ik zal waarlijk, ter wille van uw liefde, hen genadig zijn en ze van kracht voorzien, die ze alleen maar juist hoeven te gebruiken om een uitweg te vinden uit hun nood. Denk minder aan de mens dan aan diens ziel, die u dankbaar is voor de geringste hulp, omdat ze zichzelf niet kan helpen wanneer ze geen beroep doet op de kracht van de liefde.
En daar ze zelf weinig liefde heeft, zult u deze ziel liefde moeten doen toekomen. En u zult verlossend bezig zijn en evenzo vervulling vinden van uw verzoeken, wanneer u zelf in geestelijke nood bent en Mij deze voorlegt. Want u allen hebt hulp nodig van mijn kant, zolang u nog over de aarde gaat. En ook in het rijk hierna wil Ik diegenen de hulp niet weigeren, voor wie u in liefde bidt.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte