Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8081
8081 GOD's hulp in de eindtijd De Voorloper
17 januari 1962: Boek 85
De mensen op aarde veranderen niet meer en er is geen geestelijke ontwikkeling meer te constateren. Slechts enkelen zullen nog de weg tot MIJ vinden die de wil hebben aan het doel van hun aardse leven te beantwoorden. Wat Mijnerzijds nog geschieden kan om het aantal van de laatstgenoemden te vergroten zal waarlijk gebeuren, en Mijn Liefde vindt ook nog middelen en wegen de harten van enkelen te beroeren, zodat zij zich openen zonder innerlijke weerstand en Mijn Woord aannemen.
Maar het zijn er niet veel en daarom kan gerust gezegd worden, de tijd is vervuld. Want het geestelijk niveau van de mensheid bepaalt zelf het einde, en dit is zo gedaald, dat aan een verandering van de mensheid niet meer te denken valt. Mijn tegenstander heeft de macht over het geestelijke gewonnen dat als mens belichaamd, de laatste weg over de aarde gaat. Hij werkt in volledig negatieve zin op hen in die hem onderhorig zijn en zijn wil opvolgen. Dezen hebben dus hun laatste wilsbesluit al genomen en kiezen zelf weer het rijk van de duisternis. Zij keren tot de materie terug waaraan zij op aarde onderworpen zijn en waarvan zij zich niet los kunnen maken. De materie zal daarom deze zielen weer opnemen.
Maar tot het laatst geef IK de mensen nog gelegenheid zich tot hun GOD en Schepper te wenden. Want de standvastigheid der mijnen zou hun denken nog kunnen keren en in hen vragen kunnen laten opkomen die IKZelf hun dan ook zou beantwoorden, omdat IK elke ziel zou willen redden voor de hernieuwde kluistering - voor een herhaalde gang door de scheppingen van de nieuwe aarde.
Mijn GEEST zal zo duidelijk bij de mijnen zijn dat ook de ongelovigen versteld zouden kunnen staan. IK Zelf zal MIJ aan hen openbaren door de zichtbare hulp die IK de mijnen verleen en de ongelovigen zouden ook kunnen geloven, als zij zich vrij wilden maken van Mijn tegenstander die hen gevangen houdt. Want door de geringste gedachte die zij naar MIJ zouden opzenden zou IK ze nog vastpakken, en hen niet meer loslaten. IK laat MIJ ook nog in het laatste uur vinden, waar maar de wil is MIJ te ervaren.
De mijnen zullen echter beseffen hoe gekluisterd de tegenstander de mensen houdt. De mijnen zullen wel blootgesteld zijn aan zijn aanvallen maar Mijn Kracht zal hen zichtbaar ter zijde staan. IKZelf zal hen in de strijd bijstaan en zij zullen als overwinnaar te voorschijn komen. Want waarlijk, Mijn Kracht is sterker dan de zijne en het licht dat hem uit u tegenstraalt zal hij ontvluchten omdat hij MIJZelf daarin herkent.
En opdat de mijnen sterk blijven, daarom zullen zij daadkrachtige ondersteuning ervaren. IKZelf zal in het Woord bij hen zijn en IK zal hun lichtdragers zenden die zo helder stralen, dat zij alle schaduwen verjagen en ook de vijanden afweren die de mijnen in het nauw willen drijven. IK zal de mensen met Mijn (geestelijke) tegenwoordigheid verblijden en hen sterken in hun strijd tegen de vijand. Enkele mensen zullen MIJ kunnen aanschouwen en daar overgrote kracht uit putten, zodat zij deze kracht ook op hun broeders en zusters zullen overdragen.
En dan zult u ook horen van iemand die Mijn komst aankondigt, die weer als Roepende in de woestijn zal verschijnen en wiens "Licht" u allen zal verlichten en die u ook als Mijn Voorloper herkent in de tijd van het einde.
IK laat u, die van MIJ bent en wilt blijven niet in lichamelijke- en geestelijke nood achter. U bent waarlijk niet eenzaam en verlaten, al ziet het er aards zo naar uit. IKZelf ben bij u en u zult ook Mijn tegenwoordigheid gewaar worden en een onwankelbaar geloof in MIJ en Mijn komst bezitten, op de dag van het gericht.
En terwille van de mijnen zal Ik de dagen verkorten opdat zij stand houden tot het einde, want er is geen ommekeer meer op deze aarde mogelijk. Maar er moet weer een omkeren plaats vinden, want de aarde moet weer in dienst staan van de opwaartse ontwikkeling en het geestelijke dat gefaald heeft in zijn laatste wilsbeproeving moet hernieuwd gekluisterd worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte