Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8064
8064 Innerlijke zelfbeschouwing
16 december 1961: Boek 85
Ook u, mijn getrouwen, moet Ik vermanen om ijverig aan uw ziel te werken. Want u draagt allen nog niet rijp geworden substanties in u zolang u op aarde bent. U hebt allen nog meer of minder te strijden met uw aanleg, met allerlei zwakheden en begeerten, en steeds moet u er aan denken dat u al deze substanties moet vergeestelijken tijdens uw leven op aarde. Er zal een altijddurende strijd moeten plaatsvinden en u moet overwinnaar worden. U moet in alle liefde proberen in te werken op het onrijpe geestelijke in u, dat het u met rust laat, dat het zich aansluit bij het verlangen van de geest in u, dat het uw ziel niet meer benauwt en dat deze haar klim omhoog steeds makkelijker kan afleggen zonder daarbij gehinderd te worden.
Ik wil u allen de weg naar de gelukzaligheid verlichten, maar u zult ook zelf aan u moeten werken. U zult uzelf ernstig moeten onderzoeken welke zwakheden en fouten er nog op u drukken. U zult u moeten afvragen of uw ziel nog geboeid is door een of andere begeerte. U zult elk onzuiver gevoel in u moeten bestrijden, elke toornige opwelling in u wegdrukken. U mag geen onedele gedachten uitstralen, u mag geen mens uw liefde onthouden. U moet proberen elk onrecht dat u een medemens hebt aangedaan goed te maken.
Uw denken moet altijd edel en oprecht zijn, wat elke gedachte aan haat en wraak uitsluit. Elk liefdeloos woord moet u vermijden en u moet er steeds aan denken dat u naar mijn liefde, barmhartigheid en vergiffenis verlangt en dus uw medemens hetzelfde schenken. U moet bij al uw denken en spreken weten dat Ik daar zelf van op de hoogte ben en u moet u afvragen of u zich in mijn tegenwoordigheid wel juist gedraagt.
Ik weet dat u allen nog zwak bent, dat de strijd die u tegen uzelf moet voeren wel de zwaarste is. Maar mijn kracht staat u altijd ter beschikking. U hoeft maar een smekende gedachte tot Mij te richten en waarlijk, Ik zal u kracht doen toekomen en u zult overwinnaar zijn. U zult de onrijpe geesten in u tot kalmte kunnen brengen, ze zullen u steeds meer met rust laten, ze zullen zich matigen en zich houden aan de wens van de ziel om te bedaren en zelf een beroep doen op die kracht voor eigen loutering. Want deze mogelijkheid staat hen vrij, om in het aardse leven zelf rijp te worden en zich bij de ziel aan te sluiten, omdat deze al het rijp geworden geestelijke met zich meeneemt naar het rijk hierna, wanneer ze het aardse lichaam verlaten moet. De ziel zelf heeft uit de tijd van voor haar belichaming nog driften van allerlei aard in zich die ze moet veranderen in het tegendeel. En ook het vleselijk lichaam brengt haar in het nauw omdat het uit lage geestelijke substanties gevormd is.
Maar de mens heeft ook de mogelijkheid om op al het onreine geestelijke verlossend in te werken, wanneer hij alle slechte eigenschappen die hij in zich heeft probeert om te laten slaan in het tegendeel, tot hij zelf deemoedig, zachtmoedig, vredelievend, barmhartig en rechtvaardig - tot hij zelf liefde is geworden die al die deugden insluit en de mens dan ook geheel rijp geworden het geestelijke rijk kan binnengaan. Onderzoek daarom ernstig aan welke deugden het u nog mankeert. Onderzoek of u deze verandering van uw wezen al helemaal tot stand hebt gebracht. Onderzoek waaraan het u nog mankeert en werk serieus aan uzelf. En u zult heel zeker succes kunnen boeken wanneer u maar ernstig wilt en Mij om het toezenden van kracht vraagt omdat u alleen te zwak bent.
Roep tot Mij in Jezus dat Ik uw wil zal sterken, dat u de wilszwakte zult verliezen, dat Ik u vergeef waar u zondig bent geworden en waarlijk - mijn bijstand voor u is zeker. Want Ik wil dat uw zielen rijp worden en Ik heb waarlijk mijn vreugde aan diegenen die de omvorming van hun wezen tot liefde serieus nemen. Want zodra de liefde u vervult, zullen ook alle lage geestelijke substanties in u vergeestelijkt worden, omdat ze de kracht van de liefde niet kunnen weerstaan. Waar echter deze onrijpe geesten nog werkzaam zijn, daar is de liefde nog niet groot genoeg, ofwel: Ik zelf kan nog niet in alle volheid in u werkzaam zijn en u zult moeten strijden opdat u rein zult worden en Ik mijn intrek bij u kan nemen. En dan bent u ook in uzelf verlossend bezig geweest.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte