Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8045
8045 Het streven naar een levend geloof
22 november 1961: Boek 85
Ieder mens moet ernaar streven dat hij een levend geloof zal verkrijgen, want dan zal hij nooit krachteloos zijn. Hij zal steeds zijn toevlucht nemen tot Mij, in wie hij levend gelooft en voortdurend kracht van Mij in ontvangst kunnen nemen, want deze stroomt ieder mens toe die zich met Mij verbindt in gebed of innige gedachten aan Mij.
Maar voor een levend geloof is een leven in liefde nodig, omdat wie in de liefde leeft, Mij zelf - de Liefde - tot zich trekt. En degene bij wie Ik nu aanwezig kan zijn, twijfelt ook niet meer aan Mij. Hij heeft een levend geloof verkregen en hij zal ook de band met Mij niet meer verbreken. Hij zal nooit zonder kracht zijn en dus ook niets hoeven te vrezen, wat hem ook overkomt. Het levende geloof is hoog aan te slaan, want de mens gaat zijn weg nu niet meer alleen, maar onder voortdurende begeleiding, omdat Ik niet meer van hem wegga, want hij laat mijn aanwezigheid in zich toe door de liefde. Het geloof in Mij is ook de doorstane wilsproef. De mens heeft de terugweg naar Mij aanvaard, want hij erkent Mij, daar hij anders niet zou kunnen geloven of zijn geloof slechts een dood geloof zou zijn. Maar is zijn geloof levend geworden door de liefde, dan heeft er ook al een verandering van wezen bij hem plaatsgevonden. De liefde heeft in hem een licht ontstoken, waarin hij nu ook Mij zelf herkent en nu ook niet anders kan dan bewust op Mij aan te sturen, dan de aaneensluiting met Mij te zoeken die hij eerst had opgegeven. Liefde en geloof zijn zonder elkaar ondenkbaar, want het levende geloof komt voort uit de liefde. Een geestelijk weten wordt als het ware tot een overtuiging, hetgeen niet kan worden bewezen omdat de liefde helder licht schenkt.
En pas het overtuigde geloof levert de mens kracht op, die Ik zelf hem nu kan doen toekomen omdat Ik door de liefde bij hem aanwezig ben.
Hoe rustig gaat een mens die over een overtuigd geloof beschikt, zijn weg over de aarde. Hij voelt zich nooit verlaten of zwak. Hij weet me in zijn nabijheid. Hij komt met elke aangelegenheid naar Mij toe en hij weet dat Ik hem elk verzoek toesta, dat hij in aardse of geestelijke nood tot Mij richt.
Een levend geloof is waarlijk kracht gevend en daarom zult u er allen naar moeten streven een dergelijk geloof te verkrijgen. Het bewijst dan uw toenadering tot Mij, uw wil om met Mij verbonden te zijn. U erkent Mij en legt dus de wilsproef af ten behoeve waarvan u op aarde vertoeft.
En dan kan Ik u ook het leven geven zoals Ik het heb beloofd: “wie in Mij gelooft, zal eeuwig niet sterven”. Zolang u niet in staat bent te geloven in Mij zelf die in de mens Jezus de wereld verloste van zonde en dood, bent u daarom nog een prooi van de dood.
Want zolang herkent u Mij nog niet in Jezus en zolang bent u nog in de ban van de zonde. Zolang is uw geest nog verduisterd en dat betekent steeds dat u Mij uw erkenning ontzegt, zoals weleer. En uit deze duistere geestesgesteldheid zult u zich moeten trachten los te maken. U zult uw wezen weer tot liefde moeten veranderen en u zult dan ook bij machte zijn in Mij te geloven als uw God en Schepper, als uw Vader van eeuwigheid.
U zult spoedig proberen de band tot stand te brengen en het zal in u tot een vaste overtuiging worden, omdat de liefde in u - als u deze binnen laat stralen - u grote opheldering geeft. En u zult waarlijk vanuit de dood ten leven ontwaken. U zult levend in mijn aanwezigheid geloven en Ik zal me dan ook aan u openbaren. Ik zal me aan u bewijzen, omdat u gelooft.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte