Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8012
8012 Verdere opheldering over de ziel
5 oktober 1961: Boek 84
Het zal nodig zijn het begrip "ziel" te verklaren, opdat u niet in dwaling voortleeft. Alles wat u om u heen ziet is geestelijke Kracht, eens door MIJ uitgestraald als wezens die ontbonden werden, toen zij de Liefdekracht die hun onophoudelijk toestroomde niet gebruikten naar Mijn wil, want deze kracht moet werkzaam zijn volgens de wet van de eeuwige ordening.
Deze door MIJ als wezens uitgestraalde Liefdekracht vormde IK dus om tot scheppingswerken die een dienende functie verrichten. En zo is de schepping om u heen in diepste grond die kracht die als zelfstandige wezens buiten MIJ geplaatst werd. En al is die tot materie geworden geestelijke Kracht nog zo verhard, het zijn allemaal licht- en Liefdevonken die uit MIJ straalden en alleen door Mijn Wil een vorm ontvingen overeenkomstig Mijn Liefde en Wijsheid.
Het geestelijke echter kan nu niet meer vergaan. De door MIJ eens uitgestraalde Kracht keert onherroepelijk weer tot MIJ terug. Maar alles wat u omgeeft, heeft de meest verschillende niveaus van rijpheid, omdat dit de zin en het doel van de schepping is het geestelijke tot volle ontwikkeling te brengen dat tijdens zijn val in de diepte in zijn wezen volledig veranderde en dat derhalve nu in dit louteringsproces door de gehele schepping, zich weer moet vergoddelijken, dus weer een zelfstandig wezen worden moet dat in licht en kracht en vrijheid werkt tot zijn eigen geluk.
Eenmaal verzamelen zich dus weer alle partikeltjes van een opgeloste oerziel en deze gaat dan in de uiterlijke vorm van een mens over de aarde, om hierop in vrije wil haar laatste voltooiing te bereiken.
Deze ziel is dus die door MIJ eens uitgestraalde Liefdekracht, maar al haar substanties hebben nog een loutering nodig. Evenwel is zij geestelijk, want alles wat u ziet is geestelijke kracht, zelfs als het als materie door Mijn Wil gestabiliseerd is.
Het geestelijke dat als ziel nu de mens het leven geeft, heeft wel reeds een bepaalde graad van rijpheid bereikt, daar anders haar belichaming als mens niet zou zijn toegestaan. Toch kan er nog niet van een volmaakte ziel gesproken worden, omdat zij door het rijk van "Lucifer" gegaan is en haar denken en willen nog geheel volgens zijn aard is gericht. Toch is zij de eens gevallen oergeest die door de weg over de aarde geheel vrij kan worden van alle lagere invloeden, die vrij kan willen en handelen en daarom ook de mogelijkheid heeft op aarde tot de uiteindelijke voltooiing te komen en als stralende Lichtgeest weer het rijk hierna binnen te gaan, als hij het aardse lichaam verlaten moet.
De ziel is derhalve het voor het menselijke oog niet zichtbare dat onvergankelijk is, dat bestaan blijft tot in alle eeuwigheid. Terwijl de materie, elke voor het oog zichtbare uiterlijke vorm vergankelijk is, maar ook alleen opgelost wordt door Mijn Wil om het geestelijke dat zich daarin bevindt, vrij te laten. Dus is ook de zichtbare schepping eveneens het vroeger wezenlijk geestelijke, dat nu ontbonden door deze schepping gaat, maar eenmaal ook zover gerijpt is dat de gevallen oergeest zich als ziel van een mens belichamen mag.
De ziel heeft wel de gedaante van een mens, maar ze is alleen met het geestelijke oog te zien, d.w.z. alleen een bepaalde graad van rijpheid maakt het een andere ziel eerst mogelijk die ziel te zien, zoals ook eertijds in het geestelijke rijk de geschapen wezens elkaar wel herkenden en van gedachten konden wisselen. Echter alleen daarom, omdat zij het geestelijk vermogen hadden innerlijk waar te nemen, wat de mens, of een niet voltooide ziel die weer van de aarde gescheiden is, niet heeft. De ziel is dus geen stoffelijke vorm meer als men onder "stof" iets materieels, iets zichtbaars verstaat. Het is een geestelijke vorm, het is de uit MIJ uitgestraalde kracht die de dode vorm - het menselijke lichaam, het leven geeft. Evenwel de ziel kan denken, voelen en willen, wat het lichaam op zich niet kan zodra hem het eigenlijke leven - de ziel - ontbreekt. De menselijke organen verrichten wel hun functies, maar toch steeds aangespoord of tot leven gebracht door de ziel - door het eigenlijke ik - dat voor al deze functies hun werkzaamheden vaststelt.
En daarom draagt alleen de ziel de verantwoording voor het aards bestaan, en nooit het lichaam. En de ziel zou altijd verkeerd denken en handelen, als IK er niet een vonk van Mijn GEEST, als deel van MIJ zou hebben bijgevoegd, die nu zijn invloed probeert uit te oefenen zich aan zijn aansporingen te onderwerpen en die haar er steeds toe brengen wil zich naar Mijn Wil te voegen, echter nooit dwingend op de ziel inwerkt.
Het staat de ziel volkomen vrij zich aan de wensen van de Geest, of aan de begeerten van het lichaam te onderwerpen. En dit is de eigenlijke aardse levenstoets die de ziel te doorstaan heeft, om als volmaakt te kunnen ingaan in het rijk hierna. U, mensen moet zich met de gedachte vertrouwd maken dat juist deze gevallen oergeest uw eigenlijke ik is, dat deze oergeest echter bij het begin van zijn belichaming als mens nog een zeer ongelouterde geest is, want hij bevindt zich in het gebied van "Lucifer". Hij is zelf door al de scheppingen heen gegaan waarin al wat bij Lucifer hoort nog gekluisterd is. En ook het menselijk lichaam bestaat uit materie, dus uit het geestelijke dat zich nog in ontwikkeling bevindt.
De uiteindelijke voltooiing moet eerst in het aardse leven plaatsvinden, maar kan echter bereikt worden, omdat het Verlossingswerk volbracht werd door JEZUS CHRISTUS, Mijn eniggeboren ZOON, DIE IK naar de aarde zond om de grote oerschuld te delgen, die alle gevallen wezens het binnengaan in het lichtrijk ontzegde.
De ziel van de mens JEZUS was dus een ziel van het Licht, die ten behoeve van een zending op aarde neerdaalde in het rijk van de duisternis. Een ziel van het Licht belichaamde zich in een omhulsel van vlees en bloed, in het lichaam van een aardse mens, dat net zo geschapen was als dat van ieder ander mens. Dit omhulsel werd weliswaar eerst door die Lichtziel gereed gemaakt om een reine tempel te zijn omdat IKZelf in de mens JEZUS Mijn verblijf wilde nemen. Toch bestond dit lichaam uit aards materiƫle substanties omdat de mens JEZUS het werk Zichzelf te vergeestelijken volbrengen zou, dat de andere mensen als voorbeeld diende, dat dus alle mensen bij zichzelf moeten verrichten om zich te voltooien. Bovendien bevond zich de Ziel van JEZUS , een meest zuivere Lichtziel in een donkere omgeving. Zij daalde neer in het rijk van "Lucifer" en zag Zich nu ook aan al zijn aanvallen blootgesteld.
De Ziel van JEZUS echter was geen gevallen geest. Maar omdat zij door de diepte moest gaan, kon Zij ook niet de destructieve geesten weren die Haar in opdracht van Lucifer erg kwelden. De Ziel van JEZUS bestond uit Licht in alle volheid. Toen Zij echter naar de diepte afdaalde, liet Zij dat Licht achter, want het zou de mensen in hun duisternis onherroepelijk verteerd hebben. Het Licht vervulde dus maar in beperkte mate het lichaam van JEZUS. HIJ liet Zijn Liefdelicht niet voluit schijnen, maar deze Liefde verbond HEM innig met MIJ, Zijn VADER van eeuwigheid.
De Ziel van JEZUS was Geest van MIJN GEEST, evenzo was Zij als Liefdelicht door MIJ uitgestraald en Zij offerde deze Liefde ook niet op toen Zij op de aarde kwam. Maar nu begon ook Mijn tegenstander zijn invloed te laten gelden, hij wilde het Verlossingswerk van JEZUS verhinderen en probeerde ook de Ziel van JEZUS de duisternis in te trekken. Op grond van Zijn Liefdelicht had JEZUS spelenderwijs aan al zijn aanvallen weerstand kunnen bieden. Maar dan was het navolgen van JEZUS twijfelachtig geweest, dan zou HIJ nooit als mens de medemensen het leven hebben voorgeleefd dat dezen moesten leiden om zich te bevrijden van Mijn tegenstander, maar zou alleen goddelijke Kracht iets volbracht hebben wat voor een mens nooit mogelijk geweest zou zijn.
En daarom nam een Lichtziel bewust de strijd op met Mijn tegenstander, doordat Zij hem alle zwakke plaatsen bood. JEZUS ging bewust de strijd aan wat tegelijk betekende ook de satanische geesten niet te weren als ze zich van Zijn Ziel meester wilden maken. HIJ overwon hen niet door Zijn Macht maar door Zijn Liefde, d.w.z. HIJ bracht hen tot kalmte en zachtheid, HIJ bracht hun verlossing, want Zijn Liefde was overgroot en tijdens Zijn leven op aarde als mens groeide deze Liefde aan tot een vuurzee. HIJ nam MIJZelf als de eeuwige LIEFDE in Zich op. HIJ gaf niet toe aan de verzoekingen van Mijn tegenstander maar overwon elke aanvechting, elke begeerte van die destructieve geestelijke substanties met overgroot geduld en erbarming, om dit nog onverloste geestelijke te helpen, om het in een toestand te brengen dat het zich aan Zijn Ziel kon aanpassen.
En de Liefde volbracht dit werk, zodat ook al de nog lagere substanties van het lichaam door Zijn Ziel werden geassimileerd, zodat Ziel en lichaam in hoogste volheid van Licht straalden en zich verenigden met MIJ - het LIEFDELICHT van eeuwigheid.
En deze zelfde ontwikkelingsgang vindt ook plaats als een hoge lichtgeest, een engelgeest de weg door de diepte wil gaan om het kindschap GOD's te bereiken. Om een in vrije wil hoogst volmaakte geest te zijn die in en met MIJ scheppen kan. Steeds beperkt dan de geest zijn volheid van licht en kracht, omdat die het menselijke lichaam uiteen zou laten springen dat nog geen zuiver geestelijk lichaam is.
De lichtgeest neemt dus de vorm van een menselijk lichaam aan maar blijft toch een geestelijk lichaam. En deze geestelijke "begrensde vorm" is de ziel, die het anders "dode vleselijke lichaam" pas tot leven brengt. Treedt deze ziel dus weer uit het lichaam, dan ondervindt zij ook geen begrenzing meer, dan is zij weer de vrije geest vol licht en kracht, wat echter niet uitsluit dat deze geest eenmaal als menselijke ziel de weg door de diepte gegaan is.
Maar zo'n geest zal ook in het aardse leven over ongewone geestelijke talenten beschikken, want hoewel hij aan de zwaarste verzoekingen van de kant van Mijn tegenstander is blootgesteld, zal hij nooit de totale verbinding met MIJ verliezen en de kracht van zijn liefde zal hem ook als overwinnaar tevoorschijn laten komen. Want wat Mijn tegenstander niet gelukte toen hij het grote leger van oergeschapen wezens tot afval van MIJ bracht, dat zal hem ook nu niet gelukken. Maar toch zal het aardse leven van een lichtgeest altijd bijzonder zwaar zijn tot hij zonder beperking de grote wilsproef heeft afgelegd die hem nu tot Mijn kind liet worden dat voor eeuwig met MIJ verenigd is, met zijn VADER, en nu onbegrensde zaligheden genieten zal.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte