Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8000
8000 Herbelichaming vanuit een bijzondere motivatie
23 september 1961: Boek 84
Iedere eens gevallen oergeest moet zichzelf in vrije wil tot voltooiing brengen. En dat vraagt een eindeloos lange tijd van ontwikkeling uit de diepste diepte omhoog. Dit ontwikkelingsproces is een gebeuren, dat Mijn voortdurende hulp nodig heeft, omdat het wezen aanvankelijk zo zwak is, omdat het over geen enkele kracht beschikt, zodat Mijn kracht moet meehelpen, om deze positieve ontwikkeling mogelijk te maken. Ik moest de gevallen wezens steeds zoveel kracht doen toekomen, dat ze een aan hen toegewezen bestemming konden nakomen. Er moest voor hen een dienende bezigheid mogelijk worden gemaakt en het geestelijke ging onherroepelijk vooruit in zijn ontwikkeling. Steeds weer heb Ik u uitgelegd, waarom deze dienende bezigheid moest worden verricht en dat er ondenkbaar lange tijden voor nodig waren, tot het gevallen oerwezen zich als mens mocht belichamen. In dit laatste stadium als mens bezit het oerwezen echter de vrije wil, die zowel de laatste voltooiing tot stand kan brengen, alsook de hernieuwde afval in de diepte kan veroorzaken. De vrije wil kan dus de totale vrijwording uit de vorm nastreven en de mens zal dan ook de kracht worden toegestuurd, het werk van voltooiing uit te voeren. En zij gaat dan als Geest vol van licht de eeuwigheid binnen, ze betreedt Mijn rijk van licht en gelukzaligheid en gaat nu ook steeds verder omhoog, omdat de graad van volmaaktheid geen begrenzing kent, omdat het dichter bij Mij komen nooit ophoudt en toch onuitsprekelijk gelukkig stemt.
Faalt de mens op aarde in zijn laatste wilsproef, dan is desondanks zijn bestaan op aarde beëindigd met de dood van zijn lichaam. Hij gaat het rijk hierna binnen, maar wordt niet opgenomen in sferen vol van licht. Hij vertoeft in de duisternis of ook in de schemering, al naar gelang de graad van rijpheid van de ziel, maar steeds in overeenstemming met zijn levenswandel, die de mens op aarde heeft geleid. En nu dus moet de ziel de gevolgen dragen. Er kan haar geen gelukzaligheid worden verleend, omdat de wet van de eeuwige ordening ook rechtvaardigheid eist. De zielen, die zonder enig licht zijn, houden zich meestal nog op in aardse sferen. Ze zijn vaak nog aan de aarde gebonden, zodat ze zich aan mensen vastklampen en dezen nu ertoe trachten te brengen, geheel naar hun wil en hun opvattingen te handelen, zodat ze vaak het eigenlijke wezen van de mens - diens ziel - verdringen, dus zelf bezit nemen van de vorm en nu in zekere zin een tweede leven leiden op aarde, zonder enig recht. En de eigenlijke ziel van de mens heeft geen kracht om zich te handhaven en om deze destructieve geest uit zich te verdrijven. De mens wordt geplaagd door lijden en smarten van allerlei aard, die zo’n lage geest over hem brengt, tot het deze ziel lukt een sterke band met Mij tot stand te brengen, die het Mij dan mogelijk maakt, de verderfelijke geest uit te drijven, die nu ook inziet, dat hij niet meer op aarde leeft.
Zulke aan de aarde gebonden zielen nu nog eens een terugkeer naar de aarde toe te staan, zou alleen een stellig nieuw falen tot gevolg hebben, daar deze zielen zonder enige herinnering aan vroeger en toch weer in het bezit van de vrije wil naar de aarde zouden komen. Zo’n hernieuwde belichaming zult u, mensen, dus nooit mogen aannemen. U zult ook niet aan een terugplaatsing van de ziel naar de aarde mogen geloven, met het doel zich te vervolmaken, wanneer ze op aarde faalde of de graad van voleinding niet bereikte en deze nu meent te bereiken.
U, mensen, denk eraan, dat de mate van Mijn genade, die Ik u ter beschikking stel, onbegrensd is. Denk er ook aan, dat Ik voor u het verlossingswerk heb volbracht; dat het voor iedere ziel mogelijk is, verlost van deze aarde te scheiden en dat zo’n ziel nog waarlijk in het hiernamaals op kan klimmen en onmetelijk gelukkig kan worden. Nu wordt er ook wel aandacht geschonken aan de vrije wil van iedere ziel in het geestelijke rijk en verlangt nu de ziel terug naar de aarde te gaan, dan wordt haar het verlangen vervuld. Maar ze neemt een groot risico op zich, dat ze ook kan terugzinken in de diepte, omdat de vrije wil in het aardse leven weer bepalend is. Maar een ziel, die slechts een klein schijnsel licht kan laten zien, ziet de mogelijkheden om rijp te worden in het hiernamaals in en ze verzet zich ertegen, nog eens een vleselijk lichaam te dragen. En een ziel geheel zonder licht wordt de terugkeer naar de aarde nooit toegestaan, want ze moet eerst getuigen van een verandering van opvatting en dan is ze zelf ook niet meer bereid, de gang over de aarde opnieuw te gaan.
Doch in de eindtijd zijn gevallen van herbelichaming toegestaan, maar die hun bijzondere beweegreden hebben: een keer met het doel van een missie, waarbij zich lichtwezens naar de aarde begeven, vanwege de grote geestelijke nood, maar wier belichaming niet in de mens het geloof mag laten opkomen, dat zo’n ziel terugkeert naar de aarde, met het doel van een grotere rijpheid. Maar er zijn ook zielen, die - zodra hun een glimpje inzicht verlicht - hun grote schuld inzien, die ze in het leven op aarde op zich hebben geladen. Op zichzelf staande gevallen, die grote boetedoening eisen, die weliswaar ook in het hiernamaals zou kunnen worden afgelost, maar die zulke zielen aanzet het grote verzoek te doen, op aarde deze schuld te mogen aflossen en die ook bereid zijn, tegelijkertijd een dienende missie te vervullen. Maar nooit mogen zulke gevallen veralgemeend worden, omdat dit een grote misleiding is, die een noodlottige uitwerking op de mensen kan hebben. En deze zielen zullen ook ongewone lotgevallen met veel lijden op zich moeten nemen, die vaak de medemensen aan Mijn Liefde zouden kunnen laten twijfelen, maar die juist vanuit de grote schuld van die zielen zijn te verklaren, die de eigenlijke beweegreden van hun leven op aarde is. Het diepe levende geloof in Jezus Christus en Zijn werk van verlossing is er de garantie voor, dat elke schuld door Zijn Bloed is uitgewist. Maar die zielen werden in hun leven op aarde niet verlost door Jezus Christus en namen daarom de grote schuld mee over in het geestelijke rijk. Doch om zo’n hernieuwde gang over de aarde te mogen gaan, moet de ziel al tot een bepaalde graad van licht zijn gekomen. Ze moet de weg naar Jezus Christus in het hiernamaals hebben gevonden, ze moet vergeving van deze schuld hebben afgesmeekt en dan in geheel vrije wil besloten hebben het werk van verzoening te verrichten en dit van Mij hebben afgebeden, daar haar anders een terugkeer naar de aarde wordt geweigerd.
Steeds zeg IK, dat de leer van een herbelichaming een dwaalleer is, wanneer ze wordt aangewend voor alle mensen, die onvolmaakt van deze aarde zijn heengegaan. En steeds heb Ik van bijzondere beweegredenen gesproken, die zo’n hernieuwde belichaming rechtvaardigen. De genade van Mijn Liefde niet te hebben aangenomen of er geen gebruik van te hebben gemaakt, is een hernieuwd zondigen tegen Mijn Liefde en deze zonde zult u niet naar believen met een hernieuwde terugkeer naar de aarde kunnen afdoen. U hebt de mogelijkheid om u door Jezus’ Bloed schoon te wassen van alle schuld, zolang u op aarde vertoeft. En Mijn Liefde voor u doet waarlijk alles om u te helpen volmaakt te worden. En deze Liefde zult u niet mogen afwijzen, daar u anders in het hiernamaals een smartelijk lot wacht, zoals Mijn Rechtvaardigheid het verlangt, zelfs wanneer Mijn Liefde overgroot is en u ook dan nog helpen zal, dat u eens het licht bereikt. Want ook Mijn Liefde kan alleen in het kader van de goddelijke ordening werkzaam zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte