Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7914
7914 Liefde voor de naaste: hulp in geestelijke nood
9 juni 1961: Boek 83
Ik heb u een gebod gegeven, elkaar lief te hebben. En dat betekent ook dat u de zwakheden van de ander zult moeten verdragen, dat u hem zult moeten helpen in elke nood van het lichaam en de ziel. Want de zwakke heeft de sterke nodig als steun. En daarom moet ook uw voorspraak de zwakke gelden, dat hij kracht ontvangt te gaan leven naar Mijn wil. U moet zich dus ook bekommeren om de geestelijke nood van uw medemens, doordat u hem door goede gedachten en gebed kracht doet toekomen, die hij nodig heeft voor zijn geestelijke vooruitgang.
Wie nu van Mij de genade heeft rechtstreeks het Brood des hemels, het Water des levens in ontvangst te nemen, die moet dit op de eerste plaats de zwakke doen toekomen. Want dan verschaft hij hem ook rechtstreeks de kracht die zijn ziel weldadig zal raken. Dan zal ook de zwakheid wijken. Hij zal sterk worden van geest. Hij zal voortdurend verlangen van Mij Spijs en Drank in ontvangst te nemen. En u hebt voor uw naaste het grootste liefdewerk volbracht, dat een uitwerking heeft tot in alle eeuwigheid.
De wil om de mens te helpen in elke nood, zal steeds alleen door de liefde tot stand worden gebracht. En u geeft dan ook blijk van de liefde voor Mij. Want u weet dat iedere ziel Mij lief is, dat Ik ze voor Mij wil winnen en dat Ik ieder zegen, die Mij helpt een ziel te winnen. Dus waardeer Ik de arbeid voor Mij en Mijn rijk in het bijzonder, omdat Mij daardoor weer zielen worden toegevoerd, die zich eens van Mij scheidden. En de arbeid voor Mij en Mijn rijk bestaat daarin, dat de mensen Mijn Woord wordt gebracht, dat de geestelijke nood waarin ze zich bevinden door het toevoeren van Mijn Woord wordt opgeheven, dat de zielen kracht wordt toegevoerd, omdat ze zwak zijn en kracht nodig hebben.
Deze arbeid voor Mij en Mijn rijk zullen echter steeds alleen die mensen verrichten, wier harten gewillig zijn liefde te schenken, daar de nood van de medemensen hen anders niet zou raken. Daarom zal ook geen mens die vrijwillig arbeid in de wijngaard verricht de liefde kunnen worden ontzegd, tenzij hij op zoek is naar werelds loon, eer en roem en aardse goederen. Maar deze arbeiders staan Mij niet ten dienste, ze dienen de wereld nog en hem die heer is van deze wereld.
Maar Mijn dienaren zijn door Mijzelf aangesteld en uitgezocht. En zolang ze dus Mij onzelfzuchtig dienen, worden ze gedreven door de liefde in hen, die Mij en hun medemensen geldt. En daar de geestelijke nood van de mensen duidelijk zichtbaar is, zetten zij zich er helemaal voor in hun hulp te brengen, die daarin bestaat Mijn Woord uit te dragen in de wereld, de mensen Mijn evangelie te verkondigen, waartoe Ik Zelf hun de opdracht gaf. Deze dienen dus Mij en de naaste en ze bewijzen Mij daarmee hun liefde voor Mij en voor de naaste.
Maar Ik weet ook wat u - mensen die nog zwak bent - nodig hebt. Ik weet welk voedsel kracht schenkt en wat dus Mijn dienaren u moeten aanbieden, opdat u gezond wordt, opdat uw ziel rijp wordt en de weg terug gaat naar Mij, uit wie ze eens is voortgekomen en van wie ze eens is weggegaan. En daarom leid Ik Zelf het juiste voedsel naar de aarde. En deze is gezegend met Mijn kracht. Ik kom Zelf in het Woord tot u. Ik bied Mijzelf aan als Spijs, want Ik ben het Woord. En u moet Mij Zelf opnemen in uw hart en het zal u dan waarlijk aan niets meer ontbreken.
U zult elke zwakheid kwijtraken. U zult kracht in overvloed ontvangen en u zult uw pelgrimstocht op aarde zonder moeite afleggen, met als resultaat dat u na de dood van uw lichaam het rijk hierna binnengaat in licht en kracht. Want Mijn Woord, dat Ik Zelf naar u toezend van boven, brengt dat waarlijk tot stand. En u, Mijn dienaren op aarde, u leeft ten volle in liefde, wanneer u de naasten helpt in geestelijke nood, wanneer u hun Mijn Woord brengt. U geeft dan blijk van de liefde voor Mij, want u brengt Mij dan Mijn kinderen terug, die lange tijd van Mij gescheiden waren.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte