Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7731

7731 De menswording van God in Jezus

27 oktober 1960: Boek 81

Het grootste geheim is en blijft voor u mensen Mijn menswording in Jezus Christus.

Ook wanneer het u op een begrijpelijke wijze wordt uitgelegd, zal het toch een geheim voor u blijven, omdat mijn wezen u niet volledig begrijpelijk kan worden gemaakt. Omdat u een denkend Wezen steeds zult willen verpersoonlijken en omdat u zich daarom een "essentiƫle" God zult voorstellen als "iets dat begrensd is" en dit begrensde nu ook in de mens Jezus verplaatst, Die als het ware nu twee wezens in zich verenigt. Doch deze voorstelling is niet juist. Want mijn wezen is ondoorgrondelijk. Het is de alles vervullende en alles omvattende kracht, die geen begrenzing kent en toch in staat is te denken en begaafd is met een wil. Zich mijn wezen voor te stellen, is voor u mensen onmogelijk, omdat u begrensd bent. Omdat u nog niet de volmaaktheid hebt bereikt die elke begrenzing opheft. Toch bent ook u drager van deze kracht. Alleen bent u in begrensde mate vervuld van deze kracht, die echter de mens Jezus in alle volheid in zich had en tot zich kon nemen, omdat Hij volmaakt was, dus zich op aarde door een levenswandel in liefde had vergoddelijkt.

Voor Hem was er geen begrenzing voor het binnenstromen van goddelijke kracht. Hij was helemaal doorstraald door haar, dus door mijn oer-wezen. De goddelijke kracht van de liefde was in Hem en zo kon dus Ik zelf in Hem zijn, Wiens omhulsel zich zo had voorbereid, dat een volledig doorstralen ervan mogelijk was, zonder dat deze verteerd werd door mijn kracht. En zo kon dus nu worden gesproken van "God", Die zich alleen in de omhulling van de mens Jezus zichtbaar had gemaakt. Want als Krachtbron van eeuwigheid kon Ik voor geen wezen zichtbaar zijn. En nooit zou een wezen het hebben verdragen, wanneer het in de reusachtige vuurzee van mijn liefde zou hebben kunnen kijken.

Dus moest Ik voor Mij zelf een begrenzing scheppen. Ik moest een vorm kiezen die voor u mensen zichtbaar kon zijn en deze vorm nu geheel doorstralen.

Maar de vorm bleef toch wat Ik zelf ben van eeuwigheid: het hoogste volmaakte Wezen.

De vorm diende het hoogste volmaakte Wezen tot verblijfplaats ter wille van mijn schepselen die Mij wensten te aanschouwen. En toch zullen ze mijn wezen in eeuwigheid niet kunnen doorgronden, omdat het ondoorgrondelijk is en blijft voor al het geschapene, voor alles wat eens uit Mij is voortgekomen. De eeuwige Godheid te willen verpersoonlijken is onjuist. Want Ik ben geen begrensde geest, Ik ben alles in allen.

Ik ben de Kracht die alles vervult, die de hele oneindigheid doorstraalt, die al het wezenlijke en alle scheppingen omvat en het bestaan ervan zekerstelt.

En toch ben Ik een Wezen dat in alle wijsheid en liefde werkzaam is, dat Zijn wil gebruikt. Dat denken kan in hoogste volmaaktheid. De liefde en de wijsheid bepalen dus steeds het denken en de almacht brengt alles ten uitvoer. Dat het eens geschapene Mij wenste te aanschouwen, was de reden van zijn afval van Mij.

Maar Ik kan voor die wezens niet zichtbaar zijn, omdat ze zouden zijn vergaan bij het zien van de volheid van licht en kracht die zich voor hen zou hebben moeten ontsluiten.

Maar Ik wilde ook het verlangen van mijn kinderen stillen. Ik wilde Me voor hen zichtbaar maken en heb het gedaan in Jezus Christus, in een menselijk omhulsel, dat zich echter tevoren volledig moest vergeestelijken om mijn licht en mijn kracht in alle volheid in zich te kunnen opnemen.

Het omhulsel moest tot dezelfde geestelijke substantie zijn geworden die mijn oer-wezen is sinds eeuwigheid, opdat het niet verging toen Ik zelf de vorm doorstraalde.

Er bleef dus niets menselijks meer achter. Alles was Geest uit Mij en dus was Jezus God.

Ik was mens geworden, echter alleen om als mens een missie te vervullen, uw oer-schuld te delgen. Maar de mens Jezus bleef toch niet meer achter. Integendeel, Hij had zich vergoddelijkt door de gang over deze aarde. Hij was de algehele samensmelting aangegaan met Mij, Zijn Schepper en Vader van eeuwigheid.

Mijn oer-wezen was in Hem zichtbaar geworden.

De Geest van eeuwigheid die alles vervult, had een zichtbare gestalte aangenomen in Jezus.

En zo ben Ik zichtbaar geworden voor al mijn kinderen die zo ver rijp worden dat ze Mij nu zichtbaar kunnen verdragen, dat ze Mij mogen zien van aangezicht tot Aangezicht.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte