Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7680

7680 De gelukzaligheid van de terugkeer

22 augustus 1960: Boek 81

U zij dat ene gezegd, dat er voor Mij geen grotere gelukzaligheid is dan u, mijn schepselen, rijp te zien worden tot kinderen die hun Vader herkennen en met Hem verenigd wensen te zijn. Deze gelukzaligheid is onbegrijpelijk voor u, want u zult niet kunnen beseffen hoe groot mijn liefde was toen Ik u heb geschapen en hoe deze liefde eeuwig niet zal afnemen, tot ze de uiteindelijke aaneensluiting met u heeft weergevonden, dat wil zeggen tot u zelf uit vrije aandrang weer naar Mij bent teruggekeerd.

Liefde is mijn oorspronkelijke substantie. Liefde is de kracht die alles liet ontstaan. Liefde is het, die uw aller bestaan verzekert en eindeloze liefde is het die u gelukzalig wil stemmen tot in alle eeuwigheid. Uit de Liefde bent u dus voortgekomen als volmaakte schepselen, daar alles wat Ik schiep alleen volmaakt kon zijn. En nochtans was u geschapen wezens die niet anders dan volmaakt konden zijn toen ze uit mijn hand voortkwamen.

Maar deze graad van volmaaktheid was voor Mij niet voldoende. Ik wilde kinderen naast Mij hebben die in vrije wil deze volmaaktheid nastreefden, maar dan ook evengoed zich tot onvolmaaktheid konden vormen wanneer dat hun wil was. En tot deze onvolmaaktheid hebben talloze wezens zich misvormd die zich door hun wil van Mij verwijderden en alle goddelijke eigenschappen veranderden in het tegenovergestelde.

Dit was niet mijn wil, echter mijn toelating, omdat Ik wist dat de omvorming terug tot volmaaktheid van de kant van deze wezens mogelijk was en dat deze omvorming terug ook eens voltrokken zal zijn, al is het ook na eindeloos lange tijd.

Maar de wezens die dit omvormingswerk terug tot stand brengen, zijn dat wat Ik zelf met mijn macht niet kon scheppen: echte kinderen van hun Vader, die dus volmaakt werden zoals hun Vader in de hemel volmaakt is, die in vrije wil weer op Mij aansturen en Mij buitengewoon gelukkig stemmen wanneer Ik ze als mijn echte kinderen aan het hart kan trekken, wanneer ze met Mij samengesmolten zijn en blijven zullen tot in alle eeuwigheid.

Het is voor Mij een buitengewoon gelukkig makende toestand, deze kinderen van Mij stap voor stap te zien afleggen met het doel van de vereniging met Mij. En al vereist deze terugkeer naar Mij ook eeuwige tijden, Ik weet dat die eens voltooid zal zijn, dat geen wezen ver van Mij af zal blijven. Ik weet dat het werk dat is begonnen met de daad van de afval van de wezens, heel zeker verder gaat, hoewel de vrije wil het wezen soms laat terugvallen, ofschoon vaak eeuwigheden vergaan tot deze vrije wil geheel verandert en naar Mij verlangt.

Maar mijn liefde om het wezen uit de diepte omhoog te helpen, neemt niet af. Mijn liefde komt het schepsel steeds weer tegemoet en mijn vurig verlangen naar vereniging neemt voortdurend toe. En het zal ook eens vervulling vinden, zoals ook het schepsel zelf vurig verlangen zal naar Mij en de vereniging nastreeft. Dan echter zal het wezen eeuwig gelukzalig zijn.

En daarom betekent het voor Mij niet zoveel wanneer deze vereniging zal plaatsvinden, omdat voor Mij duizend jaren zijn als een dag, maar dat ze eens zal plaatsvinden, dat weet Ik en alleen ter wille van mijn schepselen probeer Ik de tijd van de terugkeer naar Mij te verkorten, loop er echter niet op vooruit wanneer de wil van het wezen nog tegen Mij is gericht.

Maar wanneer mijn kinderen eenmaal de gelukzaligheid zullen ervaren die onze vereniging met zich meebrengt, dan zullen ze het niet kunnen begrijpen, Mij zolang weerstand te hebben geboden, want ook hun liefde voor Mij zal in volle sterkte ontbranden en nooit zal het wezen zich meer van Mij willen losmaken.

En dan pas zal het de wezens begrijpelijk zijn, wat liefde is. Dan zullen ze weten dat niets verloren kan gaan wat uit Mij ontstond en dat ook alles in hoogste volmaaktheid moet staan om voortdurend met Mij verenigd te zijn, om mijn nabijheid te kunnen verdragen om met Mij en naast Mij te kunnen scheppen en te vormen, zoals het mijn plan is van eeuwigheid. De Schepper zal gelukzalig zijn met Zijn schepsel, de Vader zal onmetelijk gelukzalig zijn met Zijn kind.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte