Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7648

7648 GOD als liefhebbende VADER

15 juli 1960: Boek 80

Voor de meeste mensen ben IK de verre, ongenaakbare GOD, vooropgesteld dat ze nog aan MIJ geloven. Maar ze hebben geen band met MIJ, ze zoeken MIJ in de verte, ze zien in MIJ wel hun GOD en Schepper, maar niet hun VADER - ze hebben de verhouding van kind tot vader nog niet tot stand gebracht en durven MIJ daarom ook niet als VADER aan te spreken. Ze verwachten ook geen hulp, omdat ze de VADERLiefde uitschakelen en in MIJ alleen maar de straffende god zien, de onverbiddelijke Rechter, Die hen genadeloos veroordeelt, wanneer ze niet volgens Zijn Wil leven.

De mensen zijn niet op de hoogte van Mijn overgrote Liefde voor hen, anders zouden ze MIJ vertrouwelijk naderen en met MIJ een tweegesprek houden. Ze weten niet dat ze uit Mijn Liefde zijn voortgekomen en dat Mijn Liefde hun toebehoort, ook als ze zondig zijn geworden. Ze staan nog ver van MIJ af en daarom kunnen ze ook niet doorstroomd worden met Mijn Kracht, omdat ze zich dan vol vertrouwen tot MIJ zouden moeten wenden - omdat ze Mijn nabijheid zoeken en de wil zouden moeten hebben door MIJ als kind te worden aangenomen.

En het is moeilijk hun dit weten over te brengen, want IK ben en blijf voor deze mensen het onbereikbare Wezen, dat hemelhoog boven de mensen staat en weinig of geen contact met hen heeft. Ze geloven niet in een samenhang tussen de Schepper en Zijn schepsel, ze voelen zich geïsoleerd en zijn het ook, zolang ze zelf het isolement niet opheffen en proberen zich bij MIJ aan te sluiten.

Maar IK wil de VADER van Mijn kinderen zijn, IK wil in nauwe betrekking staan met de mensen, zo nauw, dat ze in staat zijn MIJ te horen. Maar als eerste is daar voor nodig de vrije wil van de mens om met MIJ contact te hebben. Ook de mens moet willen MIJ nader te komen, hij moet zelf de grote verwijdering tussen ons opheffen door de wil met MIJ verbonden te zijn. En deze wil kan in de mens gewekt worden, wanneer hem steeds weer over Mijn Liefde wordt verkondigd, als IK hem word voorgesteld als een hoogst volmaakt WEZEN, DAT alleen maar LIEFDE is en Dat Zijn grote Liefde aan Zijn schepselen wil schenken, opdat ze gelukkig zijn. IK moet de mensen als hoogst Volmaakt worden voorgesteld en bij volmaaktheid hoort een overvloed van Liefde die uitgaat naar Mijn schepselen.

Pas als de mens geloven kan aan Mijn Liefde, zal zijn liefde voor MIJ ook ontbranden en hij zal vurig verlangen naar het contact met MIJ. En dan zal hij zich ook voelen als Mijn kind en verlangen naar de VADER om samen met HEM te spreken.

Hij zal geen remmingen meer kennen, hij zal praten met MIJ zoals een kind spreekt tot zijn VADER en hij zal ook Mijn Liefde voelen en daarom vol vertrouwen naar MIJ toe komen. En dan zal IK bij hem aanwezig zijn, dan is de grote afstand opgeheven, dan kan het kind ook Mijn Stem vernemen, omdat het - wanneer het er naar streeft om bij MIJ Zelf te zijn, ook zelf liefde is geworden, die de vereniging van het kind met de VADER bewerkstelligt.

En zodra u dus uw medemensen MIJ Zelf, hun GOD en Schepper, als liefdevolste VADER zult kunnen schetsen, DIE er alleen maar naar verlangt met Zijn kinderen weer samen te zijn, zoals het was in het allereerste begin - zodra u dus MIJ als een GOD van Liefde voorstelt, zal ook de grote schroom voor MIJ verdwijnen, de mensen zullen zich vol vertrouwen tot MIJ wenden wanneer ze in nood zijn. Ze zullen Mijn hulp ervaren en dan proberen steeds dichter bij MIJ te komen, want dan pakt ook Mijn Liefde hen vast en trekt hen zacht, maar gestadig omhoog.

En eens zal dan ook het zichverenigen plaatsvinden, want zodra de mens eenmaal Mijn Liefde heeft bemerkt, maakt hij zich ook niet meer van MIJ los, maar streeft hij steeds ijveriger naar de vereniging met MIJ en de verre verwijdering is nu voorgoed opgeheven.

De mens ziet niet meer in MIJ alleen maar zijn GOD en Schepper, maar zijn VADER naar WIE hij zich nu op weg begeeft, en bereikt dan ook zeker zijn doel.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte