Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7644
7644 Geestelijke dood en hernieuwde kluistering
9 juli 1960: Boek 80
De geestelijke dood is het ergste lot, dat de ziel beschoren kan zijn, want ze is niet in staat zich daaruit te bevrijden, wanneer ze eenmaal de aarde heeft verlaten. Ze bestaat, is zich ook van zichzelf bewust en is toch volledig zonder licht en zonder kracht en dit is een toestand van mateloze kwelling. Hij leidt ook onafwendbaar weer tot de kluistering in de materie, wanneer er niet van de kant van de mensen een zodanig doeltreffende voorspraak wordt bewezen, dat de ziel daardoor kracht wordt toegevoerd, die haar kan veranderen, wanneer ze zelf de wil heeft, dat wil zeggen wanneer ze geen directe weerstand biedt. Zolang een ziel apathisch is in deze toestand, kan haar hulp worden geboden van de kant van de geestelijke lichtwereld, of door liefdevolle voorspraak. Maar ze kan ook zo verhard zijn, dat ze gloeiend van woede in opstand komt tegen de Macht, Die haar - zoals ze gelooft - gevangen houdt. Dan zinkt ze steeds dieper en verhardt ze tot vaste substantie, dan is de vooruitgang in het rijk hierna onmogelijk. Dan moet ze de eindeloos lange weg van de positieve ontwikkeling nogmaals gaan door de gehele schepping, want eenmaal moet deze ziel ontwaken ten leven, dat eeuwig duurt.
In dit gevaar, gedoemd te zijn de geestelijke dood te sterven, zijn ontelbare mensen op deze aarde, want in de eindtijd doen ze niets om zich het leven te verwerven. Ze leven zonder liefde en daarom ook zonder God, ze verharden hun ziel al op aarde tot materie, want hier streven ze naar en ze denken niet aan het geestelijke leven, dat ze de ziel moeten verschaffen zolang ze op aarde verblijven. Ze worden een prooi van hem, die heer van de aardse wereld is en streven ook naar diens goederen. En deze kunnen de ziel geen leven schenken, maar ze bereiden haar de geestelijke dood. En gaat ze in deze levenloze toestand het rijk hierna binnen, dan is ze ook in het grootste gevaar, want liefdeloze mensen laten zelden op aarde vrienden achter, die hen liefdevolle gedachten nasturen in het geestelijke rijk. En alleen zulke gedachten kunnen de zielen redden, want elke liefdevolle gedachte, elk gebed vol van liefde, doet zich bij deze zielen gevoelen als kracht, die een zodanige uitwerking kan hebben, dat de ziel verandert en de wil heeft opwaarts te klimmen. Dan is ze aan de eeuwige dood ontkomen, dan valt ze niet terug in de toestand, die haar een hernieuwde kluistering zou opleveren.
U, mensen, kent allen de kracht van de liefde niet, daar u anders uw best zou doen in liefde te leven en dan zou u levend worden, want de liefde zelf is leven en ze wekt al het dode weer op tot leven. Maar wanneer u deze kracht niet benut, wanneer u zonder liefde voortleeft, is er niets anders dan verharding van de geestelijke substantie van uw ziel en ze geraakt in een vreselijke toestand, want dood is dan niet het vergaan van uzelf, maar het blijven voort-vegeteren in het bewustzijn van uw bestaan, maar in kwellende onmacht en duisternis.
Zolang u nog op aarde leeft, zult u zich van deze toestand geen idee kunnen vormen. Maar u zou er alles aan moeten doen die te ontlopen, want op aarde is het voor u mogelijk; op aarde hebt u steeds weer de gelegenheid werken van liefde te verrichten en dan is het gevaar van de dood uitgeschakeld, dan zult u al op aarde ontwaken ten leven en dan kunt u ook het eeuwige leven binnengaan, dan hebt u de dood overwonnen. En u zult allen in liefde kunnen leven, want u hebt de goddelijke vonk van liefde in u, die alleen maar hoeft te worden ontstoken en die dan nooit meer zijn licht zal doven, omdat de liefde u steeds nieuwe kracht geeft en u werken kunt uit innerlijke aandrang, wanneer u eenmaal deze liefdevonk in u hebt ontstoken. Maar u kunt er niet toe worden gedwongen, u kunt alleen maar steeds op de verschrikking van de geestelijke dood worden gewezen, opdat u uit eigen aandrang deze verschrikking poogt te ontgaan. Want zolang u op aarde leeft, hebt u de kracht om werkzaam te zijn in liefde, maar bent u eerst eenmaal het rijk hierna binnengegaan, dan kunt u niets meer uit eigen kracht, dan bent u op hulp aangewezen en u kunt u gelukkig prijzen, wanneer zulke hulp u door mensen wordt verleend, wier gedachten u in liefde navolgen. Alleen de liefde verlost, alleen de liefde is kracht en ieder mens moet zich kracht verwerven, door werkzaam te zijn in liefde, zolang hij op aarde leeft, opdat hij niet zal vervallen aan de geestelijke dood.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte