Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7642
7642 Leven in goddelijke ordening is grondwet
6 juli 1960: Boek 80
U zult de goddelijke wetten niet omver kunnen stoten, maar u zult wel tegen ze in kunnen handelen. Doch dit laatste zal u nooit tot zegen strekken, want alleen de mens die in de goddelijke ordening leeft vervult de wil van God en alleen deze kan volmaakt worden zolang hij op aarde leeft. De goddelijke orde in acht nemen betekent in de liefde te leven, want de liefde is goddelijke wet. De Liefde is God zelf Die het volmaaktste Wezen is in de oneindigheid. Zonder liefde bestaat er dus geen volmaaktheid en daar bij de gelukzaligheid ook de volmaaktheid hoort, kan zonder liefde ook geen mens gelukzalig zijn.
Maar de mensen kunnen deze wet buiten beschouwing laten en dit hebben de wezens gedaan toen ze afvallig werden van God en in de diepte stortten. Ze handelden dus tegen de goddelijke orde in, maar konden desondanks niet de liefde zelf buiten werking stellen. Alleen konden ze zich niet meer zelf in de stroomkring van deze liefde ophouden en daarom bleven ze zelf zonder kracht. Hun wil was tegen de goddelijke wet gericht, hun wil sloot zich af voor de bestraling door Gods liefde, dat wil zeggen ze traden buiten de goddelijke ordening, ze werden zelf liefdeloos en zondigden daarom ook tegen de goddelijke wet. Ze vielen in zonde, want zonde is alles wat tegen de liefde is gericht en daarom ook tegen God zelf is gericht. En zo was een ongelukkige toestand het begrijpelijk gevolg van de afval van God, omdat het wezen absoluut in goddelijke ordening moet leven, wil het gelukzalig zijn. Dat wil zeggen het moet onophoudelijk liefde kunnen ontvangen en uitdelen, want de liefde is de grondweg van eeuwigheid, die eerste goddelijke wet is en blijven zal tot in alle eeuwigheid.
U mensen zult te allen tijde weer de goddelijke orde kunnen binnentreden, wanneer u zich de liefde tot basisbeginsel van uw leven maakt, wanneer u zich steeds alleen door de liefde zult laten leiden bij uw denken en handelen. Dan zal u ook spoedig weer de vroegere toestand van gelukzaligheid beschoren zijn, want dan zult u leven volgens goddelijke wet, dan zult u de wil van God vervullen en dan zult u zich ook weer aaneensluiten met de Wetgever van eeuwigheid, met God Die de Liefde zelf is. En uw wezen zal zijn zoals in het allereerste begin, door God uitgestraalde liefdeskracht die nu eeuwig met God versmolten is, maar als zelfbewust wezen kan genieten van onvoorstelbaar geluk dat hem door de eeuwige Liefde is bereid.
Zondigt het wezen tegen de goddelijke wet, dan zal het zich steeds alleen zelf schade berokkenen, maar nooit de wet van eeuwigheid ongedaan kunnen maken. Het zal steeds maar in een ongelukkige toestand geraken, waaruit het alleen vrij kan worden wanneer het weer genegen is en zijn best doet de goddelijke orde binnen te treden. En dit is zin en doel van het leven op aarde, want de ziel, het eens gevallen wezen, bevindt zich bij het begin van de belichaming als mens niet in deze ordening, integendeel, steeds alleen erbuiten. Het kan echter de toestand bereiken, het kan zich weer volledig binnen de goddelijke ordening plaatsen en de ziel kan zich helemaal tot liefde veranderen en zich dan ook aan de goddelijke wet hebben onderworpen. En dan zal het wezen weer gelukzalig zijn zoals het was in het allereerste begin, want als het in zich liefde is, stemt het ook overeen met het oerwezen van God en zal zich met Hem weer aaneensluiten uit Wie het eens is voortgekomen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte