Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7579

7579 Pasen

17 april 1960: Boek 80

En Ik bouwde de tempel weer op, zoals Ik het beloofd had.

Ik stond op de derde dag op uit de dood en ook mijn lichaam steeg op uit het graf, omdat Ik het zo wilde dat de mensen kennis namen van mijn verrijzenis. Want zij geloofden niet aan een voortleven na de dood en Ik wilde hun het bewijs leveren dat het Mij mogelijk was ook de dood te overwinnen, opdat ze dan geloof zouden schenken aan mijn belofte, dat ieder mens die in Mij gelooft, zal opstaan tot leven. Daarom heb Ik het lichaam in vergeestelijkte staat mee laten opstaan uit het graf. Ik ben aan mijn leerlingen verschenen die Mij konden zien en ook voelen, omdat ze het moesten geloven dat Ik uit de dood ben opgestaan zoals Ik het tevoren had verkondigd. Maar alleen degenen wier staat van rijpheid dit toeliet, konden Mij zien. Want Ik was niet meer lichamelijk onder hen. Integendeel, lichaam en ziel hadden zich vergeestelijkt en waren bijgevolg alleen zichtbaar voor degenen die in staat waren met geestelijke ogen te schouwen, omdat Ik hun het geestelijke zien ontsloot. En dat was er weer de aanleiding voor dat de mensen twijfelden. Dat ze ruzie maakten en verdachtmakingen uitspraken dat mijn lichaam onrechtmatig verwijderd was, zoals ook vandaag de dag nog aan mijn verrijzenis op de derde dag wordt getwijfeld door diegenen die het gebeuren van de vergeestelijking van de ziel en het lichaam niet begrijpen. De mensen geloven niet in een opstanding van de ziel. En toch speelt zich bij alle mensen hetzelfde gebeuren af bij de dood van hun lichaam, dat de ziel het lichaam verlaat en binnengaat in het rijk hierna. Want zij kan niet sterven. Alleen is haar toestand heel verschillend, al naar gelang haar levenswandel. Heeft deze nu op aarde tot rijpheid geleid, dan staat de ziel op tot leven, tot een nieuw leven in het geestelijke rijk.

Mijn ziel was geheel rijp geworden. Ze had zich verenigd met de geest van de Vader van eeuwigheid en ze had ook gedurende het leven op aarde het lichaam ertoe weten te brengen, zich aan al haar wensen aan te passen, zodat ook het lichaam de vergeestelijking van alle substanties al op aarde onderging en daarom tegelijk met de ziel na de dood kon verrijzen, waarvan Ik op de derde dag het bewijs leverde. Maar ook dit gebeuren kan alleen worden geloofd, omdat daarvoor geen bewijzen meer kunnen worden geleverd. Maar wiens geest gewekt is, wie op de hoogte is van de zin en het doel van de mens op aarde, die gelooft ook vol overtuiging in mijn opstanding op de derde dag. Want het wordt hun verkondigd door mijn geest, die na mijn opstanding ook naar mijn leerlingen uitstraalde, wat na mijn hemelvaart zichtbaar werd. Want ook dit konden weer alleen de mensen beleven die helemaal rijp waren, die in staat waren geestelijk te schouwen, omdat Ik het wilde en omdat ze geestelijk al zo voorbereid waren dat voor hen de belevenis van het uitgieten van de Geest (Hemelvaart) geen wilsdwang meer betekende. Zo hebben na mijn verrijzenis ook steeds maar enkelingen Mij kunnen zien en heb Ik deze enkelingen sterker gemaakt voor dit ongewone gebeuren. Ze zagen Mij en Ik wilde het zo, omdat mijn leerlingen de wereld in moesten trekken om mijn evangelie te verkondigen en omdat ze moesten getuigen van mijn verrijzenis op de derde dag. Maar aan de ongelovigen ben Ik niet verschenen, want dezen zouden de volheid van mijn licht, dat in hun geestelijke duisternis naar binnen zou hebben gestraald, niet hebben kunnen verdragen. Maar wie mijn evangelie hoort, wie in Mij gelooft en in mijn verlossingswerk, die moet ook kunnen geloven in mijn opstanding uit de dood. En het zal voor hem ook mogelijk zijn daarin te geloven, omdat de geest in hem, die uit Mij straalt, hem van binnen op dezelfde manier onderricht en hem een levend geloof schenkt. Hij zal geen verder bewijs nodig hebben. Hij zal er innerlijk geheel en al van overtuigd zijn dat zijn ziel verrijst tot leven. En hij zal daarom ook zijn aards bestaan bewust leiden. Hij zal streven naar de vereniging met Mij. Hij zal aan Jezus Christus vasthouden en in Hem met Mij zelf in verbinding treden. Hij zal geestelijk streven en voortdurend proberen mijn wil te vervullen en hij zal de dood niet hoeven te vrezen, omdat hij weet dat hij zal opstaan tot eeuwig leven.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte