Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7428

7428 Kennis door studie - of door de Geest

14 oktober 1959: Boek 78

Vaak denkt u, mensen veel te weten, en toch bent u geestelijk blind, want al het geestelijk weten is pas levend, als uw geest gewekt wordt. Voor die tijd echter blijft het een dode kennis, aangeleerde opvattingen, die niet waardevoller of beter zijn dan aardse kennis. En al probeert u nog zo diep te graven, wat u alleen maar krachtens uw verstand tracht te verwerven zal nooit geestelijk weten genoemd kunnen worden - want eerst is het nodig dat de geest gewekt wordt om ook dat weten te begrijpen en u eigen te maken.

Het gaat niet alleen om de inhoud van geestelijke leringen, opdat het onder geestelijk weten geteld kan worden. Het gaat alleen daarom, of de mens met gewekte geest over deze kennis nadenkt en zich tot eigendom van zijn gedachtenwereld maakt. Want dan pas kan hij spreken van een geestelijk weten, dat hem vervult. Dan pas zal hij ook dat begrijpen wat hem voor die tijd, niettegenstaande de grootste denkarbeid, niet recht duidelijk is. En zo kunnen twee mensen verschillende wegen gaan maar toch over dezelfde geestelijke kennis beschikken, alleen kan hij voor de een begrijpelijk zijn, terwijl de ander alleen de letterlijke zin begrijpt en geen geestelijk gewin uit zijn kennis haalt. Want juist de weg waarover hij tot die kennis gekomen is, is maatgevend voor de waarde ervan.

De een neemt hem van buitenaf op door studie en ijverige denkaktiviteit, de ander wordt het medegedeeld door de geest, die in iedere mensenziel woont. En deze Geest is een levend deel van GOD - en daarom moet ook dat wat hij leert, levend zijn. De mens moet in een weten worden binnengeleid dat helder straalt en een waar licht betekent voor diegene, die tevoren in de duisternis ronddoolde.

En over dit weten kan de eerste niet beschikken, want hij heeft alleen de letterlijke zin begrepen, hij heeft zich met de "letterlijke" zin bezig gehouden zonder dat het licht in hem werd. Want het ware licht kan alleen de geest hem verschaffen, die alleen maar gewekt hoeft te worden om zich ook te uiten door de innerlijke stem.

En een ontwaakte Geest kan nu ook de medemens opheldering geven, wat voor degene die nog niet ontwaakt is niet mogelijk is. Want hij geeft alleen de dode letter weer, die hij zelf tot zich heeft genomen. De mens moet de geest in zich tot leven wekken, dan pas kan hij van een juist weten, van de waarheid en van het licht spreken. En de geest kan alleen door de liefde tot leven komen. De mens moet een leven in liefde leiden, getrouw aan de goddelijke geboden, en onherroepelijk zal daardoor zijn geest levend worden en hem van binnenuit onderrichten.

Doch heeft dit proces van het wekken van de geest nog niet plaatsgevonden, dan zullen de mensen zich ook met vragen plagen, als zij het ernstig menen met de waarheid. Of, zij beschikken over een dosis geestelijke denkbeelden, die zij ijverig uitdragen als waarheid, maar kunnen innerlijk zelf niet de overtuiging opbrengen voor de zuivere waarheid te strijden omdat de geest ook pas hun deze innerlijke overtuiging overbrengt. En zolang dit niet gebeuren kan, zullen steeds lichte twijfels de mens verontrusten, zelfs als hij zijn mening als de zuivere waarheid verdedigt.

Is echter de Geest gewekt, dan weet de mens ook dat hij in de waarheid vaststaat - en deze innerlijke overtuiging maakt hem tot een ijverige arbeider in de wijngaard des Heren. En zij alleen zijn ware knechten, die de Huisvader in Zijn wijngaard gebruiken kan. Het zijn de discipelen tot wie Hij zei: "Ga uit in de wereld en onderwijs alle volkeren..." Want dezen alleen zullen in Zijn Wil het evangelie van de liefde verkondigen en naar hen zal geluisterd worden door allen die van goede wil zijn.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte