Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7398
7398 De poort naar het lichtrijk is Jezus Christus
26 augustus 1959: Boek 78
Ieder gaat de poort van het licht binnen die Jezus Christus heeft gevonden, die in een levende verhouding tot Hem staat, die een echte doe-christen, maar geen vorm-christen is. En daarom is het voor ieder mens een gelukkig makende gedachte zich met Jezus Christus verenigd te weten, omdat hem dan ook het lichtrijk zeker is, omdat hij dan de dood niet zal hoeven te vrezen en de tijd die hem na de dood in het hiernamaals wacht. Maar er is een innige verbinding mee bedoeld, een band die de mens laat inzien dat hij tot diegenen behoort voor wie Jezus Christus aan het kruis is gestorven. En deze band zal altijd daar zijn, waar de mens in de liefde leeft en daardoor al de weg van de navolging van Jezus gaat. Deze mens zal door de liefde helder van geest zijn, hij zal op de hoogte zijn van de betekenis van het verlossingswerk, hij zal van de missie van Jezus op aarde een juist besef hebben en daarom ook zelf deelachtig willen zijn aan het werk van barmhartigheid dat de mens Jezus op aarde als omhulling van de eeuwige goddelijke Geest heeft volbracht. Want wie op de hoogte is van dit grote werk van de verlossing en van de motivatie ervan, die kan niet anders meer dan heel zijn hart aan Jezus Christus verpanden en Hem in alle innigheid toegedaan zijn voor tijd en eeuwigheid.
Maar daartoe is de verlichting door de Geest nodig, er behoort een leven in liefde toe dat deze verlichting pas mogelijk maakt en daarbij hoort de wil om op de aarde doelmatig en beantwoordend aan het doel te leven. De wil tot het goede behoort ertoe, die steeds de verbinding met God in Jezus Christus zal inleiden. Maar de mens is gelukkig te prijzen die deze innige liefde voor Jezus Christus heeft, die zich van ganser harte bij Hem heeft aangesloten en die voor Hem uitkomt tegenover de mensen tot aan zijn dood. Want deze zal binnengaan in het rijk dat Jezus Christus zelf voor hem heeft geopend door Zijn kruisdood.
De levende verbinding met Hem stelt een diep geloof voorop en zo’n geloof juist weer de liefde, een leven in onbaatzuchtige naastenliefde, waardoor het geloof tot leven wordt gewekt en de mens nu de "zekerheid" heeft waar hij tevoren nog naar vroeg en aan twijfelde. Wie zo’n geloof het zijne noemt, die is waarlijk al op aarde gelukkig te prijzen. Hij is als een rots en op zo’n geloof is de ware kerk van Christus gegrondvest, dat wil zeggen alleen hij, die zo’n vast, door de liefde levend geworden geloof bezit, hoort bij de door Jezus gegrondveste kerk. Maar de mens die deze diepte van het geloof heeft bereikt, bevindt zich dan al in een toestand van gelukzaligheid, want niets zal hem meer doen schrikken op aarde, omdat hij zich in de armen van Hem weet Die voor hem aan het kruis is gestorven en omdat hij zich in Diens armen geborgen voelt. En hem zal de dood ook geen schrik meer aanjagen, hij zal alleen zijn uiterlijk omhulsel afleggen en in een ander rijk binnengaan dat licht is en gelukzaligheid en dat het lot is van ieder mens die levend in Jezus Christus gelooft.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte