Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7344
7344 Onafgebroken strijd tegen de wereld
23 april 1959: Boek 78
En wanneer u de vreugden van deze wereld begeert, denk er dan aan dat er geestelijke vreugden voor u verloren gaan, omdat u beide tezamen niet kunt bezitten - het geestelijke en het aardse rijk - want: "mijn rijk is niet van deze wereld". De vreugden die de aardse wereld u biedt zullen steeds alleen het lichaam bevredigen, maar niet de ziel die wat anders nodig heeft om gelukzalig te worden. Die niet met aardse genoegens afgescheept kan worden, maar geestelijk voedsel nodig heeft om zalig te worden. Let daarom steeds op uw begeren, dat het niet de overhand krijgt en het verlangen van uw ziel doodt. Let er steeds op dat aardse vreugden u niet afhouden van het geestelijk streven, dat ze er als het ware tegengesteld aan zijn, dat in dezelfde mate het geestelijk streven van de mens afneemt, wanneer hij tracht zichzelf - dat wil zeggen: zijn lichaam - lichamelijke genoegens te verschaffen. Denk er daarom altijd aan dat "mijn rijk niet van deze wereld is".
Wat u dus vreugde geeft of begerenswaardig voorkomt en nog tot deze wereld behoort, zal voor u nog een kleine hindernis betekenen op de weg naar boven, naar het geestelijke rijk. Van Mij uit is u niet alles verboden, alleen mag het gevaar niet aanwezig zijn van de weg naar Mij af te raken. Zolang dit gevaar niet bestaat, kunt u ook uw lichaam geven wat dit verlangt. En dat moet u zelf vaststellen of en in welke mate u gehinderd wordt in de omgang met Mij, in het ijverig streven naar mijn rijk en zijn gerechtigheid. En als u zich nu een gelegenheid laat ontgaan die uw ziel een geestelijke verzadiging zou hebben kunnen bezorgen, alleen maar om uw lichaam een weldaad te bezorgen, dan is dit een onrecht tegenover uw ziel die eveneens gebrek lijdt en een versterking nodig heeft.
Wie naar het geestelijke streeft, zal nooit het geestelijke rijk of het welzijn van zijn ziel terzijde schuiven. Hij zal beide steeds op de eerste plaats stellen, hij zal niet anders kunnen dan eerst aan zijn ziel te denken en hij zal aan het lichaam niet veel aandacht schenken voordat hij zijn ziel heeft verzorgd. En wat hij dan voor zijn lichaam doet is juist, ook voor mijn ogen, want hij dacht eerst aan mijn rijk en mijn wil, voordat hij aandacht had voor zijn aardse bestaan en dat is juist en ook in overeenstemming met mijn wil. Want Ik heb u in deze wereld geplaatst, omdat u daarin moet rijpen. En uw ziel zal daar ook rijp in worden wanneer u steeds mijn wil voor ogen houdt en op aarde hiernaar leeft. En mijn wil zal steeds zijn dat u uw ogen naar Mij opheft, dat u er naar streeft om bij Mij te zijn, dat u verbinding zoekt met Mij, dat het geestelijke rijk u dus in de ban houdt en u zich niet ter wille van de aardse wereld weer begraaft in de materie die uw dood is.
En wanneer grote aardse verleidingen u prikkelen, wees dan steeds waakzaam dat u geen schatten van uw ziel verliest, dat u vrijwillig opgeeft wat uw ziel al in bezit had genomen, dat u geen acht slaat op haar verlangens en haar nood laat lijden ter wille van aards bezit of aards genot. De wereld is uw vijand. Probeer haar de baas te worden en maak haar dienstbaar aan uzelf, maar laat haar niet de baas worden over u, aan wie u zich onderwerpt en daardoor verliest i.p.v. te winnen. Blijf in voortdurende verbinding met het rijk dat niet van deze wereld is en u zult waarlijk overwinnaar zijn over de aardse wereld. Ze zal u dienen om u te voltooien, omdat dit alleen uw doel is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte