Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7313
7313 Elke geestelijk gerichte gedachte is een zich losmaken van de tegenstander
21 maart 1959: Boek 77
Iedere gedachte aan Mij of het geestelijk rijk is gezegend, want hij getuigt van het innerlijk leven, het leven dat naast het aardse leven moet worden geleid, wil het laatstgenoemde resultaat boeken voor de ziel. Wie zich slechts in gedachten bezighoudt met het rijk dat niet van deze wereld is, heeft al een stap in mijn richting gedaan. En hij zal deze weg ook blijven volgen en er niet meer van afwijken. Want het geestelijke rijk laat niet meer los wie er zijn aandacht aan heeft geschonken, omdat Ik zelf hem niet meer loslaat wanneer hij de weg naar Mij eenmaal is ingeslagen. Het leven op aarde als zodanig eist van de mens echter veel denkwerk, omdat de mens zich te midden van de wereld ophoudt en dus ook zijn gedachten op de wereld en haar eisen moet richten. Nochtans is dit niet het eigenlijke leven dat de mens totaal bevredigt wanneer zijn wil op Mij gericht is.
Alleen degene die nu nog aan mijn tegenstander toebehoort, zal volledige bevrediging vinden. Daarom wijst elk geestelijk gericht denken al op het streven naar Mij te willen gaan, en de wereld alleen kan zo een mens niet meer bevredigen. Hij zal des te vaker zijn gedachten laten dwalen in een rijk dat hij als zijn ware vaderland vermoedt en daarom daar in gedachten steeds weer naar terugkeert. En dergelijke geestelijke gedachten zullen ook steeds met gedachten aan Mij zelf zijn verbonden, en daarom kan Ik ook bezit nemen van deze ziel en haar vasthouden, zodat zij niet meer aan Mij en mijn liefde kan ontsnappen en zich vrijwillig door mijn liefde laat binden.
Zodra dus een mens nadenkt over de bestemming en het doel van zijn leven op aarde, zodra hij zich in gedachten bezighoudt met zijn God en Schepper, zodra hij probeert diens wezen te doorgronden en hij bereid is Zijn wil te doen, zodra hij verlangt juist en waarachtig in al dat soort vragen onderwezen te worden, verkeren zijn gedachten dus buiten het slechts wereldse leven en treed Ik zelf in het middelpunt van zijn innerlijk leven. En dan kan Ik ook waarlijk inwerken op de mens en altijd met goed gevolg, want de vrije wil bracht hem tot zijn gedachten en deze vrije wil geeft Mij ook het recht van zijn ziel bezit te nemen en haar nu alles te doen toekomen wat ze nodig heeft om geheel rijp te worden en zich te voltooien.
Elke geestelijk gerichte gedachte aan Mij of mijn rijk is een vrijwillig loslaten van mijn tegenstander, dat Ik nu ook met recht kan en zal gebruiken om het losmaken van hem volledig te voltrekken. Want dergelijke geestelijke gedachten zullen onherroepelijk naar het kruis van Golgotha geleid worden, waar de goddelijke Verlosser Jezus Christus het losmaken voltrekt, dus de mens geheel bevrijdt van de vijand en tegenstander van het leven.
Dat echter de gedachten van de mens naar het kruis worden geleid, zal steeds de zorg en het streven zijn van alle lichtwezens die de mens omringen en die ook proberen door middel van gedachten te werken in mijn opdracht, omdat de wil en de kracht van de mens alleen nog zwak zijn, zolang hij zich nog in de macht van mijn tegenstander bevindt. Elke geestelijk gerichte gedachte geeft echter ook die lichtwezens het recht hun invloed te laten gelden, en zo staat iedere ziel die maar van goede wil is, ook onder voortdurende bescherming van geestelijke begeleiders, en zij zal ook zeker eenmaal het doel bereiken waartoe zij over deze aarde gaat.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte