Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7288

7288 Weten van het kruisoffer in de duistere sferen ....

20 februari 1959: Boek 77

Voor alle zielen heb Ik Mijn bloed vergoten aan het kruis van Golgotha. Als de zielen in de duisternis hiervan kennis nemen, dan is het ook voor deze zielen een straal van hoop, een strohalm, waaraan ze zich vastklampen, wanneer ze de wil hebben om uit hun kwelling verlost te worden en uit de hun steeds ondraaglijker wordende nood weg te komen.

Want ook in de diepste duisternis wordt soms nog licht binnen gedragen, wanneer lichtdragers in de diepte afdalen en de zielen verkondigen dat de Heiland en Verlosser Jezus Christus ook voor hen gestorven is aan het kruis. Deze lichtdragers komen weliswaar vermomd, ze verschijnen voor de zielen der duisternis als gelijksoortige zielen, die zich bezonnen hebben en overwegen voor zichzelf een uitweg te zoeken, die zich dan Hem herinneren, van Wie zij in het aardse leven gehoord hebben, maar in Wie zij nooit geloofd hebben.

En nu worden ijverige debatten gevoerd, weliswaar meestal tegen Mij, Die het verlossingswerk volbracht als de Mens Jezus, want zij zijn allen nog in de macht van Mijn tegenstander, die niet wil toelaten, dat hij één van deze zielen verliest. De lichtdragers echter zijn voor hem onaantastbaar en hun argumenten overtuigen toch steeds weer enkelingen, die een uitweg zoeken en zich toevertrouwen aan die boodschappers, die voorstellen hen te leiden en dan zullen ze steeds daarheen worden geleid, waar helder licht straalt, waar hun kennis zich vergroot en zij beginnen nu hoop te scheppen, omdat zij zich in de kring van licht goed voelen, maar ook weten, dat zij zich zelf door hun instelling eerst het recht moeten verwerven, in die sfeer te mogen verblijven.

Zolang zij dit innerlijk afwijzen, kunnen zij nog niet als aan de duisternis ontsnapt beschouwd worden, ze zal zich steeds weer boven hen sluiten en hen opnieuw aan grote kwellingen blootstellen. Maar zij vergeten niet de woorden van die boodschappers, wanneer ze eenmaal daaraan hebben deelgenomen en erop ingegaan zijn, ze roepen ze toch door hun gedachten steeds weer tot zich, en steeds groter wordt het verlangen ernaar, weer in de kring van licht binnen te kunnen treden en meer te weten te komen over Jezus Christus, Die ook hen verlost moet hebben en dus ook hen uit hun kwellingen bevrijden kan.

Dat is het belangrijkste voor de zielen in de duisternis, dat hun het weten over Jezus Christus en de kruisdood bijgebracht wordt, wanneer het hun tot nu toe onbekend was. Maar meestal zal slechts een kleine aanwijzing naar Hem hun herinnering wekken, op voorwaarde dat in hen het verlangen reeds gewekt is, verlost te worden uit de duisternis. Hebben zij dit verlangen niet, dan is ook elke kennis van Mijn kruisoffer hen vreemd, dan hebben ook de boodschappers van liefde en licht geen resultaat, dan zijn ze nog volledig in de macht van Mijn tegenstander, en dan zijn veel voorbeden nodig, om deze verstokte zieken andersdenkend te maken, want zonder Jezus Christus is er voor hen geen redding uit de duisternis.

In de laatste tijd voor het einde is het juist het voortdurende werk van de lichtwezens, die zulke zielen in de duisternis willen helpen, nog voor het einde de diepste diepten te kunnen verlaten, opdat ze niet opnieuw verbannen zullen worden in een toestand van kwellingen die hun huidige verblijf nog overtreft. En jullie gebed voor deze zielen draagt er zeer toe bij, dat hun hardheid vermindert en zij zich openstellen, wanneer hulpvaardige wezens hun een voorstel doen, om hen naar de vrijheid te leiden.

Het kruis van Christus laat overal zijn Licht heen stralen, opdat het de zielen steeds meer in het geheugen zal komen, wat dat voor betekenis heeft. Maar pas de vrije wil van het wezen maakt het mogelijk, dat zich de genade van het verlossingswerk over de zielen uitstort, want de vrije wil moet bereid zijn Mij Zelf in Jezus Christus aan te roepen om redding uit de diepte. En dat zal de ziel pas doen, wanneer ze onderricht heeft ontvangen, dat in haar het geloof aan Mijn kruisoffer gewekt en versterkt heeft, zo dat zij nu innig daarom bidt, om door Jezus Christus verlost te worden van haar pijn, die zo lang haar ziel kwelt, totdat dit besluit in haar rijp geworden is, zich zelf tot Mij in Jezus Christus te wenden.

Dan echter wordt zij uit de duisternis opgeheven naar het licht, dat wil zeggen: zij zal de duistere plaatsen niet meer hoeven te betreden, zij wordt in de kring van lichtzoekers opgenomen en van licht vervuld en zij zal in diepe dankbaarheid zelf de handen uitsteken, om haar broeders en zusters, met wie ze de duisternis moest delen, te helpen en te redden. En zo'n ziel zal ook veel verlossingswerk gelukken, want ze is in haar drang om liefde te geven nu ijverig doende, ook aan zulke zielen het evangelie te brengen, ook hen te overtuigen van het werk van liefde en erbarmen van Hem Die Zijn bloed aan het kruis vergoten heeft, om alle zielen te redden van de geestelijke dood.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte