Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7266
7266 Kenmerk van de levende christen
26 januari 1959: Boek 77
Zolang mijn Geest nog niet in u werkzaam is, zo lang bent u alleen meelopers of vormchristenen. Want het werkzaam zijn van mijn Geest is het kenmerk van de kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht. U behoort pas dan tot deze door Mij gestichte kerk, wanneer mijn Geest zich in u kan uiten, dat u zijn aanspreken verneemt, dat u dus tot leven bent gewekt, wat het werkzaam zijn van mijn Geest bij en in u bewijst. En het teken van het werken van mijn Geest is, dat u levend bent. Dat u ware christenen van de daad bent geworden, dus ook echte doeners, niet alleen toehoorders van mijn woord. Een dode christen heeft deze symptomen niet. Hij leeft gewoon voort, hij zal nauwelijks over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk spreken. Hij zal zich ook niet inspannen om een leven in daden te leiden. Toch noemt hij zich christen, omdat hij nog niet heeft begrepen wat Ik daaronder versta.
Een christen is een ware navolger van Jezus, een mens die zijn best doet net als Hij zijn aardse bestaan te leiden dat in onophoudelijke werken van liefde bestond en in een innige band met Zijn Vader die in Hem was. Deze innige band met Mij in Jezus Christus moet als eerste tot stand worden gebracht, wil mijn Geest nu ook werkzaam kunnen worden, wil hij zich kunnen uiten, doordat hij op al het denken, willen en handelen nu invloed krijgt. Dan zal de mens door mijn Geest geleid zijn, want door de Geest uit Ik Mezelf en maak Ik de mens mijn wil bekend. De mens moet dus naast het aardse leven een tweede leven leiden. Hij moet geestelijk streven, waar een vormchristen geen tijd voor blijft omdat hij door de wereld gevangen is die hem niet vrijlaat.
De christen van de daad leeft zijn aardse leven ernaast, en het geestelijke leven vult zijn leven. Want de Geest uit Mij, die hem nooit zal laten rusten, is zijn drijfveer. En zo is dus elke geestelijke gedachte, elke band met Mij, elke drang om een goede daad te verrichten, elk dieper begrijpen van geestelijk weten en steeds nieuw verlangen daarnaar, alles als het werkzaam zijn van de geest te beschouwen. En dit alles kenmerkt ook een levende christen, terwijl het de vormchristen hieraan volledig ontbreekt. Want deze overdenkt niet zozeer het leven van zijn ziel als het leven van zijn lichaam. En geestelijke banden zijn hem vreemd, omdat ze lastig voor hem zijn en hij ze daarom ontwijkt. En daarom is hij een dode christen, die niet zal kunnen bewijzen dat hij leeft wanneer hij op deze proef wordt gesteld. Want de mens is niet straffeloos een dode christen en eenmaal zal het blijken, hoe diep hij zich nog in het graf bevindt, hoe verduisterd zijn geest is en hoe ver hij zelf er nog van verwijderd is een ware navolger van Jezus Christus te zijn.
En daarom hebben maar weinig mensen het recht zich christen te noemen. Want de meeste zijn het niet. Ook niet wanneer ze bij kerkelijke organisaties horen, maar deze niet tot eer strekken. Want in al deze organisaties kunnen de mensen de juiste weg van de navolging van Jezus gaan en dan ook als ware christen het kenmerk van mijn kerk bezitten: de gewekte geest die hen nu leidt en onderricht, die hun levensweg helder verlicht en die in de meest ware zin op de mens inwerkt, omdat het mijn Geest is die zich in u uit en omdat Ik u ook waarlijk alleen dat geef, wat goed is voor u en uw ziel. En ieder van u kan de geest in zich tot leven wekken. Ieder die maar serieus zijn taak op aarde wil vervullen, die zich ernstig met Mij - Die hij als zijn God en Vader ziet - wil verenigen en deze innige aaneensluiting tot stand brengt door werkzaam te zijn in liefde. Want wie de liefde beoefent, brengt de aaneensluiting tot stand met Mij, de Liefde zelf. En mijn Geest zal hem doorstralen en hem licht schenken. Hij zal nu altijd alleen naar mijn wil actief zijn en nog op aarde het eeuwige leven verkrijgen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte