Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7257
7257 Weg der terugkeer naar God
16 januari 1959: Boek 77
Ik kom u steeds tegemoet wanneer u de weg neemt naar Mij. Geloof Me, dat Ik zelf uw verwijdering van Mij als weinig zaligmakend ervaar, hoewel u mensen u daaronder niet het begrip leed van mijn kant zult mogen voorstellen. Maar Ik verlang vurig naar uw liefde en zolang u zich van Mij gescheiden houdt, mis Ik deze liefde ook. Daarom zult u ook kunnen begrijpen dat Ik al uw schreden volg, dat Ik zie wanneer u ze op Mij richt en dat Ik u dan ook tegemoet kom om de weg van de terugkeer voor u korter te maken, dat u sneller uw doel zult bereiken. Nochtans moet Ik mijn schreden even inhouden wanneer ook de uwe stilstaan, wanneer u weer op andere gedachten komt of omkijkt in het gebied dat u zult willen verlaten. Op geen enkele wijze wil Ik uw vrije wil bepalen. Ik kan u wel lokken, wat Ik toch doe, maar niet dwingen, want uw terugkeer naar Mij moet geheel een daad van vrije wil zijn en blijven.
Maar u zult moeten weten en geloven dat geen gedachte van u, die voor Mij is bestemd, verloren gaat of zijn doel niet bereikt. En elk van zulke gedachten aan Mij wordt ook beschouwd als vrije wil en door Mij overeenkomstig beloond, doordat Ik Me voortdurend in uw nabijheid ophoud en alles doe om uw blik steeds weer op Mij te richten. U weet niet hoe oneindig diep mijn Liefde is voor u, mijn schepselen. U weet niet dat er voor deze liefde altijd maar het verlangen bestaat naar u en dat Ik daarom ook geen van mijn schepselen afschrijf, ook niet wanneer het zich nog van Mij verwijderd houdt in vrije wil. Ook dan gaat mijn liefde nog naar hem uit en probeert bij hem binnen te komen, maar hoeveel te meer bij een kind, dat van Mij is en blijven wil, maar dat steeds weer zijn blik afwendt omdat het van alle kanten wordt geprikkeld en gelokt. Maar Ik ken de gedachtengang van het hart. Ik weet dat zijn liefde Mij geldt en dat het alleen te zwak is om zich te verweren tegen verlokkingen van allerlei aard. Want het vindt met zekerheid altijd de weg terug naar Mij. Het blijft op de weg naar Mij en zal ook niet van de weg afwijken, omdat het verlangen in zijn hart alleen Mij geldt.
De weg naar Mij gaat steil omhoog, hij is moeilijk. Het moet niet zo zijn dat Ik hem gemakkelijk maak, dat Ik hem samen laat lopen met verlokkingen, omdat deze weg moet worden gegaan uit zuivere liefde voor Mij, niet terwille van een of ander voordeel wat steeds alleen maar een plan vanuit de vijand is om de mensen op andere wegen te lokken die ver van Mij vandaan voeren. Daarom zult u de tocht naar boven dikwijls moe zijn en toch eventjes verlangend omzien naar de wereld die u zult willen verlaten. En Ik laat het toe, maar alleen terwille van uzelf, want elke klim omhoog die vrijwillig wordt verricht, heeft de heerlijkste gevolgen. Ik kom hem en hij komt Mij steeds naderbij en met mijn aanwezigheid ondergaat dan de mens de gelukzaligheid die hem alles doet vergeten wat hij terwille van Mij heeft opgegeven. En deze aanwezigheid moet het doel zijn dat u met al uw wilskracht zult nastreven. U moet niet eerder rusten dan wanneer u bij Mij bent aangekomen.
Maar Ik maak voor u de weg beslist korter, doordat Ik u tegemoet kom. U bent dus niet lang meer van Mij gescheiden, zodra u maar vurig verlangt naar mijn tegenwoordigheid en vastberaden de weg vervolgt die u bent ingeslagen, ook wanneer het u zo nu en dan zwaar valt omdat u geen zichtbaar resultaat ziet, omdat u gelooft geen stap hoger te zijn gekomen. Zoudt u achterom kunnen kijken in de diepte, dan zou u ook de grote afstanden overzien die u al hebt afgelegd en u zou vol van geluk het laatste korte gedeelte van de weg nemen dat u nog van Mij scheidt. Maar hiervan zult u zeker kunnen zijn, dat Ik verhinder dat u terugvalt in de diepte. Ik houd u onzichtbaar vast, maar Ik trek u aanhoudend omhoog, want mijn hart verheugt zich erover dat een kind terugkeert in het vaderhuis en Ik zal het waarlijk helpen op deze laatste korte weg er naar toe en onzichtbaar naast hem wandelen, tot het bij de eindstreep Mij zelf zal ontwaren en mijn armen het kind kunnen omhelzen dat teruggekeerd is naar de Vader van wie het eens is uitgegaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte