Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7206
7206 Begoocheling door de krachten van de duisternis
12 november 1958: Boek 76
Wie zich d.m.v. gedachten in buitenaardse gebieden begeeft, wordt ook door buitenaardse krachten beinvloed, want hij is voortdurend door zulke krachten omgeven. Dit is echter een geestelijke beïnvloeding omdat, door de wil van de mens, het contact tot stand wordt gebracht tussen deze aardse wereld en de bovenaardse wereld. U, mensen moet nu echter wel van elkaar onderscheiden: het tot stand brengen van het contact met MIJ door het gebed en het contact met de geestelijke wereld door de wens iets door deze geestelijke krachten te weten te komen, dus een zich openen voor de invloed van die geestelijke wereld. Niets van het contact dat zo tot stand is gebracht, blijft onbenut, net eender of IK Zelf, of geestelijke krachten daarop reageren, omdat de aangeknoopte verbindingen vanaf de aarde naar de geestelijke wereld buitengewoon voornaam zijn voor de ontwikkeling van de ziel van de mens. Want de mens die op zich geestelijk blind is, moet ziende worden en de geestelijke ogen kunnen hem alleen maar geopend worden door het binnenstromen van licht dat uit MIJ, of ook wel via geestelijke wezens van het licht de mensen toestroomt.
Dus wordt elke band van de aarde met de geestelijke wereld welkom geheten van de kant van de Lichtwezens uit, die op de hoogte zijn van de staat van duisternis van de mensen op aarde en hun uitermate graag Licht zouden willen brengen volgens Mijn Wil. Mijn Wil bepaalt evenwel voor hen, uit te delen wat bevorderlijk is voor de mensen. En Mijn Wil houdt hen ook tegen waar voor de mens uit een te helder licht nadeel zou kunnen ontstaan, doordat het de ogen verblindt en ongeschikt maakt om te zien. Maar Mijn tegenstander gebruikt juist verblindende lichten omdat hij het gezichtsvermogen van de mens zou willen verminderen, omdat hij de ogen helemaal ongeschikt wil maken om het zachte licht uit MIJ waar te nemen, dat weldadig werkt en helder en duidelijk de juiste weg naar MIJ laat zien. Daarom is zijn streven heel veel verblindende lichten te laten stralen om de mensen in de war te brengen. Zijn streven is de mensen daarheen te brengen waar schijnbaar kennis te verkrijgen is, waar de mens gelooft een weten voor zichzelf te halen en toch geestelijk goed tot zich neemt dat helemaal op een dwaalspoor leidt.
Mijn tegenstander heeft veel van zulke middelen die hij gebruikt om het denken van de mensen steeds meer in verwarring te brengen. Hij ontsteekt vaak verblindende lichten die zo fel zijn dat de donkerste nacht de mensen omgeeft die lang in dit licht hebben gekeken, dat hun echter geen blijvend licht schenkt, maar hen plotseling weer in diepste duisternis dompelt. En talloze krachten uit de duisternis ondersteunen hem, doordat ze zich erbij voegen en als zogenaamde lichtwezens optreden, doordat ze de mensen ertoe brengen die bovengenoemde verbindingen met de geestelijke wereld aan te gaan door het toezenden van verkeerde gedachten, die op de een of andere manier de mensen strelen of hun voordeel beloven, zodat ze die gedachten niet loslaten en dus in een gebied komen waar die duistere krachten regeren.
Alleen al de bedoeling zich een weten te willen verschaffen zonder tot de juiste Bron te gaan, kan de mensen in een gevaarlijk gebied lokken, waaruit ze zich moeilijk weer kunnen bevrijden. De wens om buiten het kader te treden, iets ongewoons te beleven en met een weten dat ongewoon is, uit te willen blinken, brengt een mens op dit gevaarlijke terrein waar de duistere krachten hem geweld aandoen en dus zijn ogen blind maken. En met het oog op het einde bestaat er nog meer gevaar, want het universum is vol van gif spuwende geesten, die de trouwe knechten van Mijn tegenstander zijn om de mensen in het verderf te storten. Zijn invloed is geweldig omdat de mens zich niet verweert, maar hij zou hem de baas kunnen worden als hij zich alleen maar vol vertrouwen aan MIJ Zelf in JEZUS CHRISTUS zou overgeven, want IK heb hem overwonnen door Mijn kruisdood.
Maar de mens roept, inplaats van MIJ, andere krachten aan in het heelal en hij wordt ook door deze krachten aanhoord en bediend, vaak op een manier die steeds grotere duisternis brengt in plaats van helderheid. Steeds verder verwijdert hij zich van de waarheid, hij laat zich fascineren door drogbeelden, door waanvoorstellingen die Mijn tegenstander laat ontstaan. Hij geeft onrijpe geesten de mogelijkheid zich te uiten en neemt hun uitlatingen aan als zuivere waarheid. Hij wordt door Mijn tegenstander op de meest schandelijke manier op een dwaalspoor gebracht en gelooft steeds dat hij zelf in het licht staat. Maar hij wil de waarheid niet aannemen, die daarin bestaat dat Mijn Woord niet kan vergaan, dat het in vervulling gaat en dat Mijn Woord een einde heeft aangekondigd vanaf het begin van dit tijdperk. En dit einde zal komen en niemand zal in staat zijn het tegen te houden.
En wie bescherming zoekt, die zal deze alleen bij MIJ vinden, doch hij die zich tot krachten wendt die hem bescherming beloven, maar hem die niet kunnen geven, zal vergeefs roepen om hulp. Want deze krachten hebben slechts tot doel u in het verderf te storten, u de waarheid te onthouden en u niet de weg naar het licht te laten vinden. En luistert u naar hen, dan zult u ook verloren gaan en voor eeuwige tijden in hun macht blijven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte