Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7170
7170 Verklaring van de vele sterfgevallen: het sluiten van de poorten in het hiernamaals
21 juli 1958: Boek 76
De poorten die de toegang waren van de zielen naar het rijk hierna, worden voor lange tijd gesloten. Dat zal alleen voor diegenen begrijpelijk zijn, die weten dat er een verlossingsperiode ten einde gaat, die weten dat deze eindigt met de hernieuwde kluistering van het geestelijke dat als mens faalde bij zijn wilsproef, dat weer weggezonken is in de diepte en daarom opnieuw de eindeloos lange ontwikkelingsgang door de scheppingen van de nieuwe aarde moet gaan. Totdat dit einde is gekomen zijn ook de poorten geopend naar het rijk hierna. Dat wil zeggen: zij die tot dan toe nog van de aarde worden weggenomen, worden opgenomen in het rijk hierna, in het rijk van de geesten en ze hebben nog een korte tijd ter beschikking om zich uit de duisternis naar het licht omhoog te werken, waarbij hun veel hulp wordt geboden opdat ze niet nog in het rijk hierna in de diepte vallen en dan hetzelfde lot moeten ondergaan: gekluisterd te worden in de vaste materie.
Het is dus een zeer grote genade wanneer mensen die een onrijpe geest hebben nog worden weggeroepen, wanneer ze niet tot aan het einde van deze aarde hun aardse leven behouden en er dan nauwelijks nog een mogelijkheid is dat ze de weg naar God vinden en Hem aanroepen om erbarmen. En er zijn thans veel mensen op aarde die alleen maar meer onverschillig zijn, dan dat ze zich inzetten voor de rijpheid van hun ziel, die echter ook niet bij het satanische kamp kunnen worden geteld, maar in het grootste gevaar verkeren nog aan hem ten prooi te vallen voor het einde. En dezen wil God nog een gelegenheid geven hun staat van rijpheid een weinig te vergroten. En daarom roept Hij ze voortijdig weg. Want onherroepelijk loopt de tijd van verlossing ten einde die het als mens belichaamde geestelijke is toegestaan. En wat dat betekent kan slechts zelden een mens begrijpen. Want ook in het geestelijke rijk zal er een scheiding van geesten plaatsvinden. Ook in het rijk hierna verblijven nog ontelbare zielen in diepste duisternis, bij wie alle verlossingspogingen tevergeefs waren en die daarom ook het lot van diegenen moeten delen die in de materie opnieuw worden gekluisterd.
Daarom vindt ook in het rijk hierna ijverige verlossingsarbeid plaats, ook aan de zielen in de duisternis wordt het evangelie gepredikt. Dat wil zeggen, er wordt hun de mogelijkheid geboden het aan te horen, maar ze worden er niet toe gedwongen. Alles wordt geprobeerd om nog te redden wat mogelijk is, omdat God iedere ziel zou willen helpen nog in deze verlossingsperiode een lichtje te ontvangen, omdat Zijn oneindige liefde iedere ziel dit verschrikkelijke lot zou willen besparen, dat diegenen beschoren is, die zich nog helemaal in de handen van de tegenstander bevinden, aan wie ze moeten worden ontrukt. Maar wie op de hoogte is van het lot van dezen, zal ook een zekere troost daarin vinden wanneer God voortijdig mensen uit het leven wegroept, omdat hij dan ook weet dat dit een werk van erbarmen is ten behoeve van zulke zielen opdat ze aan het verschrikkelijke lot ontkomen. Want iedere ziel wordt in het hiernamaals door uitermate hulpvaardige lichtwezens bewerkt en al het mogelijke wordt gedaan om hen enige schreden omhoog te leiden. Want dan zijn ze aan het gevaar ontsnapt in de diepte terug te zinken en dan blijft hun die hernieuwde gang over de aarde bespaard.
Doch met het einde van deze aarde is ook deze mogelijkheid voorbij, in het geestelijke rijk te worden opgenomen en verder rijp te kunnen worden, want er zullen aan het einde alleen satanisch gerichte mensen zijn, naast de kleine schare van hen die God trouw blijven en die Hij zelf zal halen op de dag van het gericht. En daarom moet ieder dankbaar zijn die het einde niet hoeft mee te maken, want voor hem schijnt er een straal van hoop dat hij genade heeft gevonden en niet verloren hoeft te gaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte