Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7065
7065 Verlossing van het gekluisterde in de omgeving
13 maart 1958: Boek 75
U allen zult tot verlossing van het geestelijke kunnen bijdragen, als uw liefde maar alles omvat, wat nog in onvrijheid en daarom in een ongelukzalige toestand verblijft. De liefde is het enige verlossingsmiddel. Want de liefde is een versperring, die u opricht tegen de tegenstander, die hem zijn werkzaam zijn belet.
Wanneer u denkt aan het ongelukkige gekluisterde geestelijke, dat het nog aan de tegenstander toebehoort; wanneer u het zult willen helpen en u uw kracht inzet om het te bevrijden, dan doet u waarlijk een verlossingswerk van de grootste betekenis. Want de positieve ontwikkeling wordt voor dit geestelijke vergemakkelijkt. Het is in staat zich sneller aan de wetten van de goddelijke ordening aan te passen en kan de uiterlijke vorm ook gemakkelijker openbreken en sneller in nieuwe andere vormen worden ingebed, zodat het vlugger rijp wordt.
En deze verlossing van het gekluisterde geestelijke brengt u mensen tot stand door die bezigheid, die u onder de zegen van God bewust in liefde verricht, zij het door het scheppen van materiƫle dingen, die een dienend doel vervullen, of ook door het te helpen dienstbaar te zijn, als de wil u maar steeds aanzet dit gebonden geestelijke te helpen vooruit te gaan. Elke arbeid zal dan, buiten zijn eigenlijke doel, ook een geestelijke uitwerking hebben, die u weliswaar niet ziet, maar die ontegenzeglijk voor het gebonden geestelijke weldadig is en ook uzelf in een sfeer buiten de normale levenssfeer verplaatst, dat het geestelijke in de materie en ook in de wereld van de natuur zich bij u aansluit en u dus zelf uitstralingen afgeeft en bijgevolg uw nabijheid al verzachtend werkt op het nog gekluisterde geestelijke.
U zult het mogen geloven, dat u al geweldige verlossingsarbeid verricht, wanneer u alles om u heen met liefdevolle gedachten omvat. Echter niet met een liefde, die wil bezitten, maar met medelijdende, gelukkig makende liefde, die wil helpen en die alles beziet, wat u in het dagelijkse leven dient. Het in de materie gekluisterde geestelijke ervaart deze liefde en het is steeds meer bereid u te dienen. En dat is al het begin van het opgeven van de weerstand.
U zelf leeft dan echter een bewust leven. Bewust van uw eigen taak en ook bewust van de toestand van alle schepselen en alle geschapen dingen. En als u zelf dus in het stadium van een dergelijke liefde bent binnengegaan, die alles omvat - ook de zogenaamde dode materie - dan zal het voor u ook gemakkelijk zijn in uzelf de terechte ordening tot stand te brengen, omdat de liefde dan de kracht is, die het ook volbrengt, de substanties die nog tegen God gericht zijn te verzachten en hen te helpen geestelijk te worden.
U zult dus als het ware een strijd moeten voeren tegen hem, die deze substanties nog in zijn macht heeft. Maar tegen deze zult u alleen maar kunnen strijden met de wapens van de liefde. Het is een onomstotelijke wet, dat de tegenstander van God alleen door de liefde zijn aandeel kan worden ontworsteld.
En wanneer u nu weet, dat zelfs het in de materie gekluisterde geestelijke voor de kracht van uw liefde bezwijkt, dat het contact zoekt met u en in uw handen als het ware zijn weerstand opgeeft, dat het door uw wil zich zal laten omvormen om nu ook te kunnen dienen, dan zal het u ook niet moeilijk vallen te geloven, dat u dezelfde omvorming ook in u tot stand zult kunnen brengen door de liefde. Dat u in de liefde een zo doeltreffend wapen hebt tegen de vijand van uw ziel, dat deze steeds minder invloed krijgt op die geestelijke substanties, die nog als ongeordend in uw lichamelijke omhulsel aanwezig zijn.
De liefde kan alles bereiken. De liefde neemt ook pijn en smart op zich, wanneer ze daardoor een reddingswerk kan volbrengen. En deze onbaatzuchtige liefde zult u mensen moeten opbrengen. Want aan deze liefde kan de tegenstander geen weerstand meer bieden. Hij zal dan de plaats mijden, waar hem steeds maar alleen de liefde tegemoet treedt, omdat daar zijn macht is gebroken. Maar dat betekent in de eerste plaats, dat u uzelf zult moeten vormen tot liefde. Dan pas is ook de kracht in u, zelf verlossend bezig te zijn.
En alles heeft bijstand nodig, zowel uw medemensen alsook de scheppingswerken die u omgeven, zij het de materie, de planten of de dieren. Dit alles kan bij het rijp worden van hun zielensubstanties worden geholpen door u, die als ik-bewust wezen in het laatste stadium van ontwikkeling bent.
Straalt u veel liefde uit, dan wordt ook datgene, wat zich in uw omgeving bevindt, door deze liefde geraakt en aangezet zijn weerstand te verzwakken. Het voelt de uitstraling van uw liefde als weldadig aan en het gaat als het ware uw wil binnen om dienend zijn taak te vervullen, zoals het echter ook elke liefdeloze straling ondergaat en verhardt en dit dan als zodanig te kennen geeft door abnormale ontwikkeling, door boosaardigheid of een ongunstige invloed op zijn omgeving.
Wat zou u mensen allemaal kunnen bereiken, wanneer liefde uw hele wezen bepaalde om te denken en te handelen. En er zouden zich ook waarlijk geen ongeordende toestanden in en bij uzelf doen gevoelen, omdat uw liefde u ook voortdurend de stroom van Kracht uit God zou verzekeren en deze waarlijk alles tot stand brengt, dus ook in staat is ordening te scheppen op een manier, die al het nog onrijpe geestelijke gewillig aan zich onderwerpt.
Met geweld zult u niets bereiken, maar met liefde alles. En bijgevolg zult u gezond kunnen worden naar ziel en lichaam, wanneer u probeert in liefde met alles in de juiste ordening te komen. Dan zal de liefde alles veranderen, wat zich tevoren uitte als tegen God gericht. Op grond van de liefde zal de ziel van alle omhullingen verlost worden. En ook het lichaam zal ophouden in strijd met God actief te zijn, omdat de liefde nu de tegenstander elke toegang belet, omdat waar de liefde is, zijn werkzaam zijn nu onmogelijk is geworden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte