Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7060
7060 Gods leiding - Wil - Geloof - Liefde
9 maart 1958: Boek 75
Wie aan Mijn zijde gaat, kan zijn weg over de aarde gerust afleggen. Hij hoeft niets te vrezen, omdat hij onder Mijn bescherming staat door zijn vrijwillige verbinding met Mij. Dus moet Ik steeds uw Leider zijn. U zult de weg niet alleen mogen gaan, opdat de ander zich niet bij u aansluit, die u niet wil beschermen, maar u alleen wil verleiden. Het is niet moeilijk de weg over de aarde met succes af te leggen, omdat er niets anders voor nodig is dan dat u zich aan Mij toevertrouwt, dat u eenvoudigweg wenst met Mij verbonden te zijn, want deze wens wordt u zeker vervuld.
Ik liet de aarde, evenals de hele schepping, alleen ontstaan met het doel dat u weer zult terugkeren naar Mij, van wie u zich eens heeft afgewend. En zodra u nu als mens, Mij als uw God en Schepper erkent en wenst met deze God verbonden te zijn, zal Ik Me ook aan u als Vader openbaren. Ik zal u bij de hand nemen en u leiden op de weg naar het vaderhuis, want Mijn vreugde is overgroot, wanneer u dat als Mijn kinderen wilt bereiken.
Maar voelt u Mij naast u, dan zult u ook tweespraak met Mij houden en u zult al Mijn aanwijzingen opvolgen. U zult in acht nemen wat Ik u aanraad. U zult steeds meer inzien dat Mijn Vaderliefde voor u zorgt en u zult veilig en gerust uw weg over de aarde gaan.
Maar het ergste voor u mensen is, wanneer u alleen gaat. Want u blijft niet lang alleen, veeleer geeft u Mijn tegenstander de gelegenheid u te benaderen. Hij ontpopt zich tegenover u niet als vijand, maar doet u schijnbaar vriendelijke aanbiedingen die erg verlokkend zijn en die u niet goed kunt weerstaan, omdat ze nog meer beantwoorden aan uw aard. Maar Ik kan hem niet verdringen zolang u niet tot Mij roept.
Maar voor u allen zal het weet hebben van Mij - van een God van Liefde, Wijsheid en Macht - niet verborgen blijven. U allen ontvangt ook kennis van Mij. Of u uw wil serieus op Mij richt staat u vrij, maar dit is steeds doorslaggevend voor het resultaat van uw aards bestaan. Er is u echter ook een stille vermaner meegegeven, die u waarschuwt voor Mijn tegenstander en die u naar Mij dringt. En aan deze zachte aandrang in u zult u moeten toegeven en het zal niet in uw nadeel zijn.
En hebt u eenmaal de band met Mij tot stand gebracht, dan verbreekt u ze ook niet meer zo gemakkelijk, omdat Ik u met liefdevolle hand vasthoud of u steeds weer als een goede Herder lok om Mij na te volgen.
En ieder mens die zijn dagtaak begint met aan Mij te denken, ieder mens die Mij om Mijn leiding en Mijn zegen vraagt, kan nu ook onbezorgd in de wereld vertoeven.
Ik zal steeds aan zijn zijde gaan en er op letten dat hij niet struikelt. Ik zal hem ook kracht geven om aan de steeds weer op hem toekomende verzoekingen van Mijn tegenstander weerstand te bieden. Want wie Mij tot Leider kiest, die leid Ik ook waarlijk juist.
Maar steeds weer moet er de nadruk op worden gelegd, dat deze overgave aan Mij eerst het geloof in Mij vraagt. En dit geloof komt niet alleen voort uit de kennis over Mij, maar het vereist een graad van liefde die het geloof pas levend zal laten worden. En omdat het bij zoveel mensen aan liefde mankeert, ontbreekt het hun ook aan een juist geloof in een God, die voor Zijn schepselen een Vader wil zijn, die hen als liefdevolle Vader ook graag door het aardse leven wil leiden en aan wiens leiding ze zich daarom kunnen toevertrouwen.
Daarom zijn er, ondanks het op de hoogte zijn van God, weinig betrekkingen tussen de mensen en Mij. En of Ik ook vaak, zonder herkend te worden, Me tot hen wend en Me aanbied aan hen als Leider, ze vertrouwen op hun eigen kracht en verstand en gaan alleen. Maar ze zijn niet afkerig van de andere begeleider, die hun ongeloof voor zichzelf tracht te benutten en ook succes heeft. Daarom is het grootste kwaad in de wereld de liefdeloosheid, want kleine werken van onbaatzuchtige naastenliefde zouden al het bewuste gevoel van de mens en zijn denken ontsluiten. En de Geest van de mens, die een deel van Mij is, zou zich kunnen uiten en hen naar Mij dringen, in wie hij dan ook in staat is te geloven, wanneer hij eenmaal de liefde in zich heeft ontstoken.
Zonder liefde zal de wil van geen enkel mens zich ooit op Mij richten. En daarom is er ook de grote geestelijke nood op aarde. Het is een strijd om het bestaan, die heel wat lichter zou zijn wanneer de mens Mij toestond voor hem te zorgen en voor hem een trouwe Helper en Leider te zijn. Maar ieder mens kan de liefde in zich doen ontbranden. Ieder mens kan Mij daarom ook herkennen en zijn wil bewust op Mij richten en dus ook Mijn leiding wensen.
Maar daar het leven op aarde hem gegeven is met het doel zijn wil te beproeven, wordt ook elke dwang uitgeschakeld. Doch Ik probeer alles om de mens aan te sporen in liefde werkzaam te zijn, om ook zijn geloof in Mij te winnen. Want dit geloof zal voor hem waarlijk zijn weg over de aarde lichter maken. Als hij Mij eenmaal heeft herkend, zal hij zich ook aan Mij toevertrouwen en niet zonder Mij willen voortgaan. En hij zal zijn pelgrimstocht nu ook niet meer alleen gaan. Ik zal hem overal begeleiden en hij zal waarlijk een sterke steun aan Mij hebben. Hij zal op Mij kunnen steunen in elke nood en elk gevaar. En de terugweg naar het vaderhuis zal nu zonder fouten worden afgelegd, omdat Ik Zelf hem daarheen leid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte