Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7059
7059 Verandering van wezen vraagt arbeid aan de ziel
8 maart 1958: Boek 75
De verandering van uw wezen zult u alleen zelf tot stand kunnen brengen, omdat u het zelf was die zich misvormde, omdat u zelf uw eens volmaakte wezen tot onvolmaaktheid hebt gevormd. Ik schiep u volmaakt, want uit Mij kan niets voortkomen wat onvolmaakt is. Ik voorzag u daarom van een vrije wil, die u echter hebt misbruikt en waarom u ook uw volmaaktheid weggaf. Wat u zelf nu daardoor verloor, zult u nu ook zelf weer terug moeten proberen te verkrijgen.
Want ik kan u niet tegen uw wil de vroegere volmaaktheid teruggeven. Ik kan u er steeds alleen maar bij helpen, laat het echter aan uw wil over of u deze hulp aanneemt. De wil alleen bepaalt dus of en wanneer u de verandering - terug naar uw vroegere wezen - voltrekt. En daarom is de omvorming van de wil helemaal een persoonlijke aangelegenheid van ieder mens, die geen wezen in zijn plaats voor hem kan verrichten. De wil van ieder afzonderlijk moet actief worden en alle tekenen van onvolmaaktheid afleggen en dat vraagt arbeid van de mens aan zichzelf. Ieder mens weet dat hem fouten en zwakheden aankleven, dat hij er ver van verwijderd is volmaakt genoemd te kunnen worden.
Ieder mens weet dat zijn wezen niet goddelijk is, dat hij niet veel goddelijke tekenen kan laten zien, dat veel meer iets tegen-goddelijks zijn wezen kenmerkt. Dat hij niet vrij is van eigenschappen die aan een goddelijke oorsprong zouden kunnen doen twijfelen, wanneer hij geen weet heeft van zijn voormalige afval.
En al deze tegen-goddelijke eigenschappen moet hij proberen te veranderen. Hij moet in zich alles weer in de juiste ordening brengen, die hem eens gelukkig stemde en waar hijzelf is uitgestapt. Hij moet elke aanklevende eigenschap proberen te veranderen in het tegendeel, zoals hij dit eertijds heeft gedaan.
Dan zal hij alle deugden ontplooien, die hem weer tot een goddelijk wezen bestempelen en hij heeft dan dus de omvorming tot stand gebracht en keert terug in zijn oerstaat, die licht en kracht en vrijheid betekent. Maar waardoor is deze omvorming mogelijk?
Alleen maar door de liefde.
Het was de liefde waarvan het wezen zich ontdeed en daardoor viel. Alleen de liefde kan hem weer helpen opwaarts te gaan. De liefde vormt al het verkeerde weer om en maakt het voor het wezen weer mogelijk in mijn nabijheid te komen. De liefde is het kenmerk van het goddelijke en dus moet ook het wezen dat de liefde in zich tot ontplooiing brengt, zijn vroegere goddelijke staat weer bereiken. Maar voor een leven in liefde is de wil van de mens nodig. De liefde moet in het hart van ieder mens worden ontstoken en dan zal de mens ook de kracht opbrengen om aan zichzelf te werken en zijn wezen om te vormen, dan zal hij tegen alle fouten en zwakheden vechten. De liefde zal hoogmoed veranderen in deemoed, onverdraagzaamheid in geduld, hardvochtigheid in barmhartigheid, twistzucht in vredelievendheid, zelfzucht in rechtvaardigheid, toorn in zachtmoedigheid.
Elk kwaad in de mens zal moeten wijken voor de liefde, want deze is goddelijk en ze brengt al mijn schepselen die zich eens van Mij scheidden, weer bij Mij terug. Maar deze liefde wees u eens af. Daarom zult u nu weer zelf uw best moeten doen dat ze u bestraalt, waartoe alleen uw wil nodig is, dus een openen van het hart.
Want mijn liefde is voortdurend naar u uitgegaan ofschoon u zich van Mij afkeerde en mijn liefde daarmee afwees.
Maar ze wil nu ook door u beantwoord worden en daarom zult u vooreerst bereid moeten zijn de liefdesvonk in u - die mijn geschenk is aan ieder op aarde als mens belichaamd wezen - te doen ontbranden. Dan pas kan Ik het kleine vlammetje van liefde voeden met het vuur van mijn eeuwige liefde, omdat dan de weerstand tegen Mij van uw kant is opgeheven en u bereid bent de terugweg naar Mij te aanvaarden. Steeds zal ik u genade laten toestromen, steeds zal Ik u helpen opwaarts te gaan. Maar pas uw vrije wil zal de genade werkzaam laten worden, pas uw vrije wil zal mijn hulp aannemen en dus zal uw vrije wil ook moeten beginnen met de arbeid aan uw ziel, die voor de omvorming van het wezen nodig is. Overweeg dit, dat u niet de korte tijd op aarde voorbij laat gaan in het onwerkzaam zijn van de wil, want niemand kan deze arbeid voor u verrichten, noch een mens, noch een lichtwezen, al zou hun liefde voor u nog zo groot zijn. Alleen liefdevolle voorbede van mensen kan u helpen voor het toesturen van kracht, die u echter steeds in vrije wil zult moeten aannemen en juist benutten. Daarom zou u niet zo onverschillig moeten voortleven. U zou u van uw opgave bewust moeten worden en blijven en de ziel helpen volmaakt te worden, wat u op aarde wel kunt bereiken, wanneer u maar uw wil ijverig werkzaam laat worden en hem dus vooreerst op Mij richt.
Dan zal Ik u vastpakken en waarlijk niet meer laten vallen. Dan zal mijn sterke arm u vasthouden, want de op Mij gerichte wil betekent ook het opgeven van de weerstand en dan heeft de bestraling door mijn liefde ook weer effect en is in staat in de mens de liefde te ontsteken en dan zal ook de mens de arbeid aan zijn ziel verrichten.
Hij zal weer veranderen en de terugkeer naar Mij zal er ook met zekerheid op volgen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte