Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7030
7030 Aardse wilsbeproevingen - Voortdurende strijd
1 februari 1958: Boek 75
Er worden u veel aardse wilsbeproevingen opgelegd, dat wil zeggen: uw wil moet vaak beslissen in aardse aangelegenheden en u zult u dan ook afvragen of uw beslissing juist was. Maar het gaat u meestal alleen om het aardse succes. Het gaat u er minder om of u gevolg hebt gegeven aan de wil van uw Vader in de hemel Die niet voor niets u voor die beslissing plaatste, want Hij wil uw verlangen naar de materie beproeven. Hij wil u aanleiding geven er bij elke beslissing ook aan te denken dat u tegenover uw ziel juist en rechtvaardig denkt en handelt. Want het is niet Gods wil dat u alleen maar aan uw aards voordeel denkt, maar dat u ook dat van de naaste ter harte neemt. Meestal wordt eigen voordeel op kosten van de medemens nagestreefd en dat is waar ieder mens aan zou moeten denken wanneer hij voor aardse beslissingen wordt geplaatst.
Verder is het niet onbelangrijk of alleen het verstand van de mens zich met deze beslissingen bezighoudt, of dat er steeds aan Diegene wordt gedacht Die alleen goede raad kan geven. Want zodra God om leiding en advies wordt gevraagd, zal ook het denken en de beslissing van de mens juist zijn. Alles zal zich als het ware vanzelf voordoen en elke hindernis zal uit de weg zijn geruimd, want ook bij aardse vragen en aangelegenheden wil God worden gevraagd om raad en hulp. En Zijn hulp bestaat altijd daarin dat zich alles vanzelf voordoet zoals het goed is.
Het aardse bestaan is een strijd en zal dat ook blijven, maar wordt deze met God gevoerd, dan zal de strijd ook goed aflopen. Hij zal succesvol beƫindigd kunnen worden en ook naar het geestelijke doel leiden. Maar de strijd bestaat voornamelijk in het overwinnen van de aardse wereld, ofschoon de mens midden in de wereld staat. Hij moet zijn plichten vervullen, hij kan zich niet aan elke eis onttrekken die van de kant van de wereld aan hem wordt gesteld. Maar hij kan zichzelf, dat wil zeggen zijn innerlijk wezen, zijn denken, voelen en willen toch aan de invloed van de aardse wereld onttrekken. Hij kan zichzelf zo vormen dat niet meer het verlangen naar de wereld hem vervult, integendeel, hem het geestelijke rijk het waard is om naar te streven. En hij kan te midden van de wereld aan de plichten en eisen voldoen die aan hem worden gesteld, omdat hij de overwinning op de materie al heeft behaald. En er kunnen hem dan ook aardse goederen ten deel vallen waarvan hij zich alleen als beheerder beschouwt en die hij op juiste manier gebruikt in dienst van de naaste. Maar in hoeverre het hart van de mens nog bij aardse goederen en aardse successen betrokken is, dat moet de mens voor zichzelf beantwoorden. En dat is dus ook doorslaggevend voor de desbetreffende beslissing in het aardse leven.
Iemand die ernstig wil, zal steeds de goddelijke leiding en hulp ten deel vallen. Maar waar de eigen wil nog te sterk is, kan de wil van God niet worden vernomen en houdt God zich ook in, zolang de mens zich niet geheel en al aan Hem onderwerpt. En dan zullen weerstanden en hindernissen elkaar aflossen. De mens zal niet de gave hebben om duidelijk te beslissen. Het eigene zal nog sterk op de voorgrond treden, dat wil zeggen de wereld heeft nog niet helemaal haar aantrekkingskracht verloren en werkt daarmee in overeenstemming ook op de mens in. En dat is de strijd die steeds weer door u moet worden uitgevochten, waarin u niet zult mogen bezwijken, waaruit u toch eens als overwinnaar tevoorschijn zult moeten komen en het ook zult kunnen, wanneer u maar die Ene niet vergeet Die u deze gang over de aarde liet gaan opdat u daarin tot voltooiing zult komen, opdat u Hem zult onderkennen als het meest nastrevenswaardige doel en dit nu ook alleen nastreeft.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte