Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7029
7029 Het licht van het inzicht kan alleen van God uitgaan
31 januari 1958: Boek 75
Alleen van boven zult u een licht toegezonden krijgen, maar vanuit de diepte zal alleen duisternis u treffen. En zo kunt u ook gemakkelijk onderzoeken of u een geestelijke leer van boven toestroomt of vanuit de diepte. Of u een helder weten ontvangt of dat u in verward denken terechtkomt. Of voor u de verbanden duidelijk zichtbaar zijn of dat u alleen maar van het ene probleem in het andere wordt gestort.
Licht is inzicht, helder weten, opheldering over wat voor u tot nu toe in het duister lag. Maar wordt u een geestelijke leer vanuit de diepte toegevoerd, dan zult u in voortdurende onduidelijkheid verkeren. U zult geen samenhang kunnen vinden en uw denken zal steeds meer verward raken. Want elke onjuiste gedachtengang eindigt in een impasse. U vindt geen uitweg, geen opheldering, geen bevredigend antwoord wanneer u daar serieus naar op zoek bent, terwijl het licht van boven elke donkere hoek binnen straalt en er niets bestaat wat het licht niet zou kunnen doordringen. De mens zal een helder beeld krijgen van alle geestelijke samenhang, van God zelf en Zijn schepping, van Zijn heilsplan, Zijn regeren en werkzaam zijn. Maar zo’n licht kan alleen tot hem komen van waar het zijn oorsprong heeft, uit het Oer-licht van eeuwigheid.
Voor wie echter met zo’n weten bekend wordt gemaakt, worden alle problemen, alle raadsels opgelost. Hij kan het begrijpen en er tot de medemens ook begrijpelijk over spreken, wanneer deze eveneens serieus naar opheldering verlangt. Maar wat zijn oorsprong heeft in de diepte, kan een waarheidlievend mens nooit tevreden stemmen, omdat het steeds meer verwarring brengt en een denkend mens als klinkklare onzin voorkomt. En daarom is het wel mogelijk de oorsprong van geestelijke leringen te onderzoeken, maar alleen voor diegene die onderzoekt in het verlangen naar waarheid.
Wie dit verlangen naar waarheid niet heeft, zal ook geen licht aannemen, omdat hij door zijn gezindheid een dichte huls om zich heen vormt die geen lichtstraal doorlaat. Maar er is licht. Het schijnt helder en stralend, zodat deze stralen ook anderen aantrekken. Alleen breekt het niet met geweld door, waar het op weerstand stuit. Maar elke weerstand is opgegeven zodra de mens zich voor een onderzoek tot God wendt en om verlichting van zijn geest, om een juist denken vraagt. Dan zullen de lichtstralen hem met alle kracht treffen. Er zal zich in hem een weten ontsluiten, dat hem juist alleen vanuit God kan worden gegeven. En dit weten zal hem gelukkig maken en hem innerlijk ertoe aanzetten het door te geven.
En dan bestaat er voor hem ook geen twijfel meer. Er zijn geen onopgeloste vragen, want zodra er maar een vraag opduikt, wordt hem deze ook duidelijk beantwoord door middel van gedachten of door rechtstreeks aanspreken of ook wel door toezending op indirecte wijze. De mens moet zich met "boven" in verbinding stellen. Hij kan niet verwachten dat hem vanuit de diepte een licht kan toestralen en hij moet aannemen dat de aarde of de medemensen zich nog in het bereik van de diepte bevinden, om welke reden hij genoodzaakt is tot een ernstig onderzoek, zodra hem op gebruikelijke wijze een geestelijke leer wordt overgebracht. Want mensen kunnen zich vergissen en ze vergissen zich ook wanneer ze zich niet tevoren met God in verbinding hebben gesteld, wanneer ze niet eveneens tot "boven" om hun weten hebben gebeden en het licht van boven in zich binnen lieten stromen.
Maar God vergist zich niet en het toezenden van Zijn woord door de geest zal de mensen ook een volledig licht schenken, zodat hun ook de geheimen van de schepping worden onthuld en elk gebeuren, elke belevenis begrijpelijk voor hen wordt, dat ze ook de zin en het doel van hun bestaan inzien en hun eigen verhouding tot God. Wie daar eenmaal opheldering over heeft gekregen, die wandelt nu niet meer in het duister. En hij gaat zijn levensweg nu bewust. Hij streeft naar het doel dat hem is gesteld en hij weet dat hij de juiste weg gaat.
Maar wordt hem een geestelijke leer overgebracht die afkomstig is uit de diepte, dan zal die hem noch opwekken noch aansporen tot een bewuste arbeid aan de ziel. Want hij zal er zelf niet uit wijs worden wat een Schepper ertoe kon bewegen de mens het leven te geven. Hij zal er telkens nieuwe verklaringen en motiveringen voor geven en deze steeds weer verwerpen. Hij zal geen helder beeld hebben van God zelf en Zijn werkzaam zijn, maar verwarde begrippen die hem onverschillig maken of hem onaangenaam treffen, die hem dus geen licht schenken, maar steeds meer duisternis in zijn innerlijk verspreiden. En zolang u mensen niet in staat bent duidelijk te zien, weet u ook dat u geen licht van boven werd geschonken. Geen van God uitgaande waarheid, waarin u zich goed voelt en die u gelukkig maakt. Want al streeft u ook verstandelijk naar opheldering, u bevindt zich in een doolhof, waar u alleen de uitweg vindt wanneer God zelf u leidt. Dus zult u Hem moeten aanroepen en vragen om licht en dan zal het ook op u neerstralen en als een stralende zon spreidt zich nu de waarheid voor u uit.
Onderzoek daarom uzelf, of de geestelijke leer die u bezit u volledige opheldering en inzicht geeft. Ga in uzelf na of u voor onopgeloste raadselen staat, of dat u in staat bent in elk gebeuren een heilsplan van God te onderkennen. Onderzoek of het weten dat u geboden werd u bevredigt en of het overeenstemt met het beeld dat u hebt van een God van liefde, wijsheid en almacht. En geloof niet dat het Gods wil is dat u in het donker voortgaat. Hij wil u allen licht geven. Hij wil u gelukkig maken met de zuivere waarheid. Hij wil dat u weer de oertoestand zult binnentreden, waarin u vol van licht alles inzag en van alles op de hoogte was. En daarom leidt Hij zelf steeds weer Zijn licht naar de aarde. En wie het bij zich naar binnen laat stromen, die zal zich ook steeds meer naar het Licht van eeuwigheid toekeren. Hij zal de vereniging met Hem nastreven en dus ook weer de oertoestand binnengaan, waarin hij gelukzalig is en dat eeuwig blijven zal.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte