Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6963
6963 Denkvermogen betekent niet het produceren van gedachten
8 november 1957: Boek 74
U kunt onmogelijk zelf in u gedachten produceren, maar u kunt de u toestromende gedachten opnemen en verwerken. Want de gedachte is een geestelijke uitstraling van kracht, wat u begrijpen zult als u bedenkt dat u wel het vermogen hebt na te denken over dat wat u op een of andere wijze werd bijgebracht, dat u echter niet nadenken zult over iets wat voor u geheel onbekend is - niet voordat u een gedachtenstraal getroffen heeft - die echter niet van uzelf kan uitgaan.
Wederom heeft echter ieder mens de mogelijkheid in zichzelf ook geheel onbekende problemen te bestuderen, als hij de gedachtenstromen in zich laat binnenvloeien die hem uit het geestelijke rijk treffen, wat echter nooit het bewijs is dat hij zelf de "verwekker" is van deze gedachten.
Toen IK u in het leven riep, toen IK u als zelfstandige wezens buiten MIJ plaatste, bracht IK ook een verbinding tot stand tussen MIJ en u, die daarin bestond, dat IK u aansprak en u MIJ kon antwoorden. En dit aangesproken worden kon u voelen en ook horen. Die gewaarwording, dit innerlijk gevoel, was de gedachte die u, hoorbaar voor u als woord, vernam.
U kon u echter nu op deze gedachte of woord door uw denkvermogen instellen en het overeenkomstig uw wil beantwoorden, of ook de tot u gekomen gedachte eigenmachtig verder uitdenken - hem vormen of gestalte geven volgens uw wil. U kunt a.h.w.de gedachte naar elke richting toe verder ontwikkelen, u kunt de u toegezonden gedachte juist of verkeerd beoordelen.
En dat is het denkvermogen dat IK u, als geschapen wezens gegeven heb om met u een gedachtenwisseling te kunnen onderhouden, weer volgens uw wil. Doch vooralsnog moet er iets zijn, dan pas kunt u er zich mee bezig houden. En de Oer-grond van alles wat bestaat ben IKZelf.
Alles gaat van MIJ uit, onverschillig of het het leven is van een vergankelijk wezen of de gelukzaligheid van de hoogste geesten. En zo ook gaat het Woord van MIJ uit dat vooreerst als gedachte in de mens opduikt, maar nu in vrije wil door de mens moet worden opgenomen. Dan kan hij zich daarmee bezighouden en er gebruik van maken volgens zijn wil.
Dus, het denken d.m.v.het verstand kan geen gedachten verwekken, maar het kan de gedachtengolven die de mens omcirkelen uitkiezen en opnemen. Het verstand kan de hem toestromende gedachtengolven weg-dringen of opnemen, en dit is makkelijk te begrijpen als u het vergelijkt met het principe van zenden en ontvangen, waarop u de radiotechniek ontwikkeld hebt.
Van een hogere Wil of WEZEN gaan de stralingen uit, ze zijn door ieder wezen op te vangen, maar ze vinden door geweld geen ingang als het wezen dat in staat is deze stralingen op te vangen, er zich afwerend tegenover opstelt. En omdat de wil van het wezen dit bepaalt, wordt getracht deze wil te beïnvloeden vanuit goede zowel als vanuit kwade zijde.
U kunt uzelf steeds omringd weten door gedachtengolven van elke aard - van zulke die van MIJ uitgaan en die u worden toegezonden door de in Mijn Wil werkende lichtwereld, maar ook door zulke die wel oorspronkelijk van MIJ zijn uitgegaan - maar toch door de wil van de macht die MIJ weerstreeft en haar denkvermogen, op vijandige wijze zijn omgevormd en u nu ook door deze macht worden toegezonden- weer uw wil op de proef stellend, die deze gedachtengolven kan aannemen maar ook afwijzen.
En zo kunt u ook aan de gedachtengolven uit de Lichtwereld krachtens uw vrije wil een verkeerde betekenis toekennen, d.w.z. uw denkvermogen kan zich ook negatief tegenover deze gedachten opstellen als u zich aan de tegenstander uitlevert - doordat u zich van MIJ isoleert. Doch de lichtwezens zullen u nooit opgeven, zij zullen steeds trachten op u in te werken, maar zij kunnen u niet hinderen als u zich aan de kant van Mijn tegenstander schaart.
Kon u echter de gedachte die u uit de Lichtwereld wordt toegezonden geen andere richting geven, dan bezat u ook geen vrije wil. U was als het ware gedwongen juist te denken, en daardoor zou er geen dwaling in de wereld kunnen bestaan. U moet dus uw denkvermogen aanwenden, u moet u op de een of andere manier instellen op dat wat als gedachtengolf u voor het moment aanraakt.
En dat laat u geloven dat u zelf "verwekker" van de gedachte bent. Dan echter zou uw denken zeer beperkt zijn. Het zou steeds om hetzelfde draaien, om dat wat uw ogen kunnen zien en uw handen vastpakken, daar u zelf ook lichamelijk begrensd bent.
Wat echter in u onbegrensd is - uw ziel - dat staat ook in verbinding met MIJ en ontvangt van MIJ voortdurend het bewijs van haar verbondenheid met MIJ. Maar zij kan ook het van MIJ haar toestromende vrij verwerken - naar haar wil. Om welke reden dus de mens zelf uit de hem toegezonden gedachten op grond van zijn denkvermogen maken kan wat hij wil, dus kan hij ook juist of verkeerd denken.
En de garantie voor het juiste denken bied IK hem Zelf aan, als hij zich maar bewust met MIJ in verbinding stelt. Doet hij dit niet, dan staat hij onder de invloed van Mijn tegenstander en dan zegeviert de duisternis over het licht en alles wat de mens dan onderneemt in deze afhankelijkheid van hem, zal verkeerd zijn en aan Mijn goddelijke ordening tegenstrijdig.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte