Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6885
6885 De beslissing van de wil voor God
2 augustus 1957: Boek 74
U wordt voortdurend voorzien van leven gevende kracht als u maar tot leven wilt komen. U moet u alleen eens bezighouden met het lot van uw ziel. U zult niet alleen aan uw aardse leven moeten denken, veeleer aan het leven van de ziel, dat u dit op aarde zult moeten verkrijgen. U moet erover nadenken wat uw ziel ontbreekt en haar honger en dorst trachten te stillen. U moet in het aardse leven geestelijk streven. Meer verlang Ik niet van u, want als deze wil in u begint door te breken, wordt u nu ook geholpen opdat u het doel zult bereiken. En zo hangt het dus alleen van uw wil af of uw Vader zich nu om u bekommert en u leidt. Waar deze wil serieus is bestaat ook geen gevaar meer mijn tegenstander in de handen te vallen, omdat Ik nu het recht heb u tegenover hem te beschermen. Wie dus wil dat Ik hem aanneem, is al door Mij aangenomen en hij zal nu ook de kracht ontvangen op aarde te leven naar mijn wil. En daarom kan ieder mens die het serieus wil zich in mijn zorg en mijn bescherming geborgen weten. En daarvan moet hij zich rekenschap geven.
Is zijn denken en streven nog erg op de wereld gericht, dan is zijn wil niet serieus. Dan bedriegt hij zichzelf wanneer hij door woorden probeert zijn wil te betuigen. Want het op Mij richten van de wil is al het zich afkeren van de wereld, omdat niemand tegelijk twee heren kan dienen: Mij en mijn tegenstander die heer van de wereld is. De mens staat weliswaar in de wereld en zal ook aan vele verplichtingen moeten voldoen, maar het maakt verschil of hij met zijn hart aan de goederen en vreugden van deze wereld hangt, of ze zijn denken en streven vervullen, of dat hij de goederen van de wereld alleen gebruikt voor zover dit vereist is voor de arbeid dat hij op aarde moet verrichten. Alleen het diepste verlangen in het hart is doorslaggevend welke heer bezit van de mens kan nemen. En deze vraag moet de mens voor zichzelf beantwoorden en in alle oprechtheid. Want voor Mij kan de geringste opwelling van het hart niet verborgen blijven.
Ik weet daarom ook wiens wil uitsluitend Mij toebehoort en wie Ik nu voortaan kan leiden en naar Mij toe trekken. Ik weet ook wie slechts woorden uitspreekt waarbij deze volle ernst van de wil ontbreekt. Maar Ik bekommer Me toch ook nog om deze, alleen is pas dan het succes gegarandeerd, wanneer het hart zich onverdeeld voor Mij heeft uitgesproken. Want dan komt de mens tot Mij als een kind tot de Vader. En dan grijpt het ook mijn vaderliefde vast en geeft het Mij nimmer meer op. Maar dan is de mens ook bereid zijn ziel te helpen rijp te worden. Dan zal hij haar verzorgen met spijs en drank en hij zal niet alleen een aards, maar ook een geestelijk leven leiden. Hij zal niet meer hoeven te vrezen verloren te gaan, want dan gaat hij aan mijn hand vastberaden zijn doel tegemoet.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte