Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6851
6851 Weerzien en betrekkingen in het hiernamaals
14 juni 1957: Boek 73
Wanneer de zielen die op aarde met elkaar waren verbonden elkaar tegenkomen in het geestelijke rijk, dan kunnen ze zich aaneensluiten om gezamenlijk te werken, wanneer de graad van hun rijpheid gelijk is. Anders moet dezelfde graad van rijpheid worden nagestreefd door de ene partner, waarbij hem echter de andere vol ijver behulpzaam is. En dan zijn beide zielen vervuld van de hoogste gelukzaligheid, samen te kunnen scheppen en werken, ofschoon hun arbeidsterrein nu een heel andere is dan op aarde. De geestelijke verbondenheid maakt de ziel heel wat meer gelukkig dan de aardse het kon. Het is een buitengewoon helpen en dienen tegenover de wezens die nog ongelukkig zijn, maar die nu door de rijpere zielen als broeder worden herkend en bemind en er daarom alles gedaan wordt om dezen uit hun ongelukkige toestand te redden. En daarom geldt de zielen die op aarde nauwe betrekkingen met hen hadden en nog niet rijp geworden het rijk hierna binnengingen, ook heel bijzondere liefdevolle zorg.
De al geheel rijpe ziel kan wel haar levenspartner herkennen in het hiernamaals, maar deze ziet de eerstgenoemde niet en dwaalt vaak vertwijfeld rond op zoek naar zijn geliefden. Juist het verlangen de geliefden terug te zien is een grote factor voor het verkrijgen van de rijpheid van de ziel. Want het verlangen trekt ook de geliefde wezens in haar nabijheid, die nu onophoudelijk hun best doen dat ze die graad van rijpheid bereikt die haar eindelijk een weerzien oplevert, al is het ook voor korte tijd. Dan streeft ze steeds ijveriger haar voltooiing na.
Maar het is erg wanneer twee zielen die op aarde in innige liefde samen waren, het geestelijke rijk betreden in de toestand van duisternis en wanneer ze zo weinig in een verder leven geloven, dat in hen de gedachte niet opkomt één van hen die hun voorafgegaan was, weer te willen zien. Zulke zielen ontmoeten elkaar niet en dwalen dus in de grootste eenzaamheid rond. En of ze ook aan diegene denken die ze op aarde lief hadden, dan kan deze zich toch niet aan hen kenbaar maken omdat hij zelf maar als een schaduw rondzweeft die andere zielen niet ziet en herkent. Maar ook over hen ontfermen zich de zielen van het licht. Doch ze krijgen moeilijk toegang vanwege hun volledig ongeloof. Ze nemen geen raadgevingen aan om voor zichzelf hun toestand te verbeteren. Ze zijn geheel apathisch en alleen de gedachte aan die mensen waar ze eens nauwe banden mee hadden, doet hen opleven.
Maar de liefde die dus twee mensen op aarde met elkaar verbond, levert hun ook in het hiernamaals zegen op, omdat zo’n ziel in staat is een wens ten beste van de andere in haar op te wekken en deze liefdevolle gedachte al succes kan hebben, om het even op welk niveau deze wens ligt. Maar hij kan onbaatzuchtig zijn en daarom kracht gevend. En de kracht komt nu daarin tot uitdrukking, dat de ziel gehoor schenkt aan de onderrichtingen van de lichtwezens die haar nu raad geven waarvan ze voordeel verwachten voor de ziel die ze liefheeft.
Onrijpe zielen bevinden zich nog steeds in de nabijheid van de aarde. Ze voelen zich dus alleen gescheiden maar niet afgezonderd van de aarde en ze proberen daarom de in hun ogen ruimtelijke scheiding te overwinnen en nemen de raadgevingen van geestelijke vrienden daarom ook aan. En het is van grote zegen wanneer zulke zielen ook nog voorspraak van de kant van de mensen wordt geschonken, die ze als weldadig ervaren en waarbij het doen toekomen van kracht een uitwerking heeft in toevoer van licht, zodat hun denken helderder wordt en ze langzaam tot inzicht komen. Maar ze zullen nooit het geluk van een weerzien kunnen verkrijgen, zolang ze nog niet de weg naar Jezus Christus hebben gevonden.
Alle inspanningen van de lichtwezens zijn erop gericht hen ertoe te brengen zich tot Jezus Christus te wenden om hulp. Want de toestand van duisternis is de toestand van het niet verloste. De toestand van hen die zonder Jezus Christus het rijk hierna binnengingen en die daarom op de eerste plaats Hem daar boven moeten vinden. De liefde kan een ziel er ook toe aanzetten Jezus Christus aan te roepen, opdat Hij zich nu moge bekommeren om hun nood. En wanneer zo’n smekend roepen nu voor de andere ziel tot Jezus Christus opstijgt, dan ziet Hij deze liefde waarlijk met welgevallen aan. Dan naderen getrouwe helpers die zielen in Zijn opdracht. En eens zullen ook deze zielen een weerzien mogen beleven en ze zullen Hem loven en danken Die hen uit hun nood bevrijdde.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte