Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6814
6814 Waarheid komt van binnen - Verlangen ernaar
25 april 1957: Boek 73
Wat u van buitenaf wordt aangeboden, dat hoeft niet altijd waarheid te zijn. U zelf echter zult niet in staat zijn het te beoordelen, zolang u niet van binnenuit opheldering kan worden gegeven. Er kan u veel worden aangeboden als waarheid. En zelf de grootste onwaarheid wordt vaak zo gecamoufleerd dat ze als waarheid wordt aangenomen. Maar er behoort vooreerst de ernstige wil toe, waarheid aangeboden te krijgen. Dan pas zult u ook in staat zijn het u aangebodene te onderzoeken en te herkennen als dat wat het is. De wil om dichter bij de waarheid te komen, is ook gelijktijdig de wil om dichter bij Mij te komen, omdat Ik zelf de Waarheid ben van eeuwigheid.
Herken Ik nu in een mens dit verlangen, dan is ook al de mogelijkheid gegeven hem in zijn denken te sturen, dus hem in de vorm van gedachten een weten te ontsluiten, hem samenhangen te laten inzien, dus zijn denken waarheidsgetrouw te sturen. Dan dus staat hij, nog onbewust, al in verbinding met Hem die hem alleen opheldering kan geven en dan zal hij tegen elke verkeerde leer een innerlijke weerstand inbrengen, voor de waarheid echter open staan, want dan heeft hij een zeker oordeelkundig vermogen, hij wordt van binnenuit onderricht. Mijn Geest is in hem werkzaam geworden en hij zal nu niet meer zo gemakkelijk kunnen worden misleid wanneer hem van buitenaf een weten toekomt dat niet overeenstemt met de waarheid, omdat het niet van Mij afkomstig is. Ieder mens is in staat te onderzoeken die het maar serieus meent niet de dwaling en de leugen ten offer te vallen, die ernstig naar waarheid verlangt. Want de mens draagt alle wijsheid in zich, omdat hij in zich de goddelijke geestvonk draagt, die - omdat het een deel is van Mij - van alles op de hoogte is en ook de mens het weten wil overbrengen, wanneer deze hem daartoe het recht geeft, dat wil zeggen begeert te weten.
De mens is alleen zo lang van Mij geïsoleerd als hij zichzelf in deze afzondering houdt. Hij kan altijd zijn afwerende houding jegens Mij opgeven en zodra hij dus met Mij verbonden begeert te zijn, zet hij ook de geestvonk in zich aan zich kenbaar te maken. En dan is de band al aangeknoopt. De isolering is opgeheven, want nu verneemt de mens de stem van Hem die de eeuwige Waarheid is en die hem dus ook waarheidsgetrouw onderricht. Maar steeds zal het verlangen naar waarheid ook een bepaalde graad van rijpheid bewijzen, want liefde en waarheid zijn niet zonder elkaar te denken, omdat ze mijn eigenlijk wezen zijn, omdat God, Liefde en Waarheid één zijn en omdat daarom ook alleen die mens in de waarheid kan staan die Mij erkent en in de liefde leeft. Want deze streeft ook geheel ernstig naar de waarheid, hij probeert binnen te dringen in een weten dat niet te bewijzen is en dat daarom ook nooit zuiver verstandelijk kan worden doorgrond.
En daarom kan u mensen de waarheid ook niet schools worden overgedragen. Want zolang aan de voorwaarden niet voldaan wordt, zolang de vereisten voor het ontvangen van de waarheid niet aanwezig zijn, herkent de mens deze ook niet, ofschoon ze hem wordt aangeboden. Ze moet als het ware in hem zelf de weerklank vinden, want aanwezig is ze in ieder mens, dat wil zeggen de geestvonk in de mens is als deel van Mij zelf juist ook de waarheid. En wat hij uitstraalt kan niets anders zijn dan een waarheidsgetrouw weten. Pas wanneer u mensen dit begrepen hebt, zult u ook op de hoogte zijn van de reden van de leugen en van de dwaling die in de wereld verbreid is en die de mensen heel wat bereidwilliger aannemen dan de zuivere waarheid. En u zult dan ook begrijpen waarom het niet mogelijk is alle mensen schools waarheidsgetrouw weten over te brengen. Want de afweer tegenover dit weten blijft bestaan zolang de mens zich afsluit voor de uitlatingen van de in hem wonende geestvonk of hem elke uiting belet door een God vijandige gezindheid, door ongeloof en liefdeloosheid. Ieder heeft wel hetzelfde recht, dezelfde aanspraak op waarheid, maar deze moet hem ook zo begerenswaardig zijn, dat hij aan de voorwaarden voldoet die aan de toevoer van waarheid verbonden zijn.
Wie echter gedachteloos al het hem van buitenaf overgebracht geestelijk goed aanneemt, zonder verlangen naar waarheid en daarom ook ernstig onderzoek, die staat hem nader die mijn tegenstander en dus een vijand van de waarheid is, die steeds weer tegen Mij strijden zal doordat hij tegen de waarheid optreedt. Ook hij zal uw gedachten beïnvloeden, maar steeds op afweer stuiten waar de band met Mij is aangeknoopt door liefdewerken en waar het verlangen naar de zuivere waarheid overheerst. Want daar zal steeds mijn Geest werkzaam zijn, de Trooster die Ik beloofd heb u te zenden en die u "in alle waarheid zal leiden".
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte