Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6687
6687 Werkzaam zijn in liefde is een teken van Gods tegenwoordigheid
10 november 1956: Boek 72
De innerlijke drang om in liefde werkzaam te zijn is het zekerste teken dat Ik zelf bij u tegenwoordig ben. Want de liefde drijft u en de liefde ben Ik zelf. En aan één stuk door zal Ik u aansporen in liefde werkzaam te zijn, wanneer u mijn aanwezigheid in u toelaat, wanneer u vooreerst zich met Mij verbindt in gebed en daardoor Mij dichter tot u roept. En dan zult u niet anders dan liefde kunnen voelen, want u wordt door de kracht van mijn liefde aangestraald. U wordt door Mijzelf onophoudelijk aangespoord in liefde werkzaam te zijn. Wat een heerlijke belofte is het voor u Mijzelf bij u aanwezig te weten.
En daarom zult u nu ook begrijpen dat liefdeloosheid betekent ook ver van God verwijderd te zijn, dat Ik niet daar zijn kan waar de liefde onder de mensen is bekoeld en dat er daarom ook weinig nood wordt gelenigd, omdat het de mens ontbreekt aan deze innerlijke drang om werkzaam te zijn in liefde. En toch is dit werkzaam zijn in liefde het doel van uw aards bestaan. Want het betekent de omvorming van uw wezen, of het weer worden tot dat wat u was in het allereerste begin.
Elke dag van uw aards bestaan, die u niet door liefde een stap dichter bij Mij brengt, is tevergeefs geleefd. Want het doel van het aardse leven is het dicht bij Mij komen, de totale aaneensluiting met Mij, die alleen door de liefde kan plaatsvinden. En wie nu de liefde in zich heeft ontstoken, wie ze heeft aangewakkerd tot een heldere gloed, kan met zekerheid zeggen dat hij Mij heeft gevonden. Want waar de liefde is moet Ik zelf zijn, omdat Ik de liefde ben. En waar Ik aanwezig ben, daar kan ook van de terugkeer naar Mij worden gesproken, die zin en doel is van het leven op aarde.
Wat voor gelukzaligheden zouden de mensen zich al op aarde kunnen bereiden, waar het hun mogelijk is zich geheel met hun God en Schepper, hun Vader van eeuwigheid, te verbinden door de liefde. U hoefde Mij alleen maar te vragen naar u toe te komen, u aan te nemen, en waarlijk, dit verzoek zou niet onvervuld blijven, want ze is het doel van het leven. Ze is de bewuste verandering van wil naar Mij toe, van wie u zich eens afwendde. En zodra u Mij door uw gebed deze wil bekend maakt, pak Ik u vast. Uw roep trekt Mij aan en laat Me bij u aanwezig zijn, omdat deze roep ook alleen maar uit een liefdevol hart komt.
En als nu het aanstralen van mijn liefde uw hart treft omdat het geen weerstand meer biedt, ontvlamt ook uw hart. En dan voelt u zich innerlijk gedrongen werkzaam te zijn in liefde, want dan kan Ik zelf in u zijn en mijn werkzaam zijn zal steeds liefde zijn. En daarom zal ook de liefdevolle mens de innerlijke vrede hebben, want Ik zelf ben het die alle wegen effent, die altijd aan uw zijde gaat, die nu voor u zorgt, aan wie u zich zonder bedenken zult kunnen overgeven en die u zult kunnen vertrouwen, dat Hij u veilig en ongedeerd door het aardse leven zal leiden.
U mensen zult allen de vonk van liefde, die Ik in u heb gelegd, kunnen laten ontvlammen en oplaaien tot een heldere vlam. En u zult vanaf dat moment ook voelen dat Ik zelf bij u aanwezig ben. En dan zult u ook vrij kunnen zijn van elke bange zorg, want dan hebt u de Vader gevonden en u gaat dan ook aan de hand van de Vader de verdere weg over de aarde. Maar geen mens kan verwachten dat hij zonder gebed en zonder werkzaam te zijn in liefde Mijzelf kan winnen, want Ik houd Me verre van diegenen die niet aan Mij denken en wier handelen steeds alleen liefdeloosheid verraadt. Want hij is nog steeds vol weerstand tegen Mij, zijn wezen is nog niet veranderd, hij is nog steeds aanhanger van mijn tegenstander die geheel zonder liefde is.
Maar iedereen heeft de mogelijkheid Mij te herkennen en zijn wezen te veranderen tot liefde. Want Ik zelf treed ieder mens tegemoet, ofschoon Ik niet door hem word herkend, maar Ik laat het niet ontbreken aan aanmaningen en waarschuwingen. Ik straal ook de harten van die mensen aan, om met de warmte van mijn liefde de vonk van liefde in hen te ontsteken. Maar iedereen moet in vrije wil ook de uitwerking van de liefde toelaten. Hij moet zijn weerstand tegen Mij opgeven. Dan kom Ik ook naar hem toe en houd niet op hem innerlijk aan te sporen werkzaam te zijn in liefde, tot hij zich geheel aan Mij overgeeft en Ik hem voor eeuwig gewonnen heb.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte