Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6675

6675 Voortzetting van 6674

23 oktober 1956: Boek 72

Het is de mens eigen zijn aandacht steeds te richten op dat wat zijn lichamelijke zinnen aanspreekt, daarentegen aan alles voorbij te gaan wat de ziel een impuls tot opbloei kon geven. En dit is eveneens de invloed van Mijn tegenstander, die het zich tot doel gesteld heeft elk lichtschijnsel van de ziel verwijderd te houden en de omhulling om de ziel steeds uit te breiden - waartoe hetlichaam zich gewillig bereid verklaart.

Reeds daarom moesten de mensen al vragen gaan stellen bij al de aardse vreugden en genietingen, als het hun ernst zou zijn het doel, hun zielerijpheid, te bereiken. Maar zulke bedenkingen maken de mensen niet, en als zij er attent op worden gemaakt staan ze er alleen maar afwijzend tegenover.

De tijd tot het einde is echter nog maar kort, en om nog succes te boeken moeten er ongewone middelen worden gebruikt. Middelen die de gedachten van de mensen in die richting sturen die ze niet willen gaan. En zulke middelen staan Mij rijkelijk ter beschikking in velerlei noodtoestanden, in rampspoed of onverwachte gebeurtenissen, die alle geschikt zijn lichamelijke verlangens achter te stellen en zich voor geestelijke invloeden open te stellen, zonder daar echter toe te dwingen.

In geen geval zal IK Mijn toevlucht nemen tot mysterieuze verschijnselen om een inkeer bij de mensen te bereiken. Want zulke verschijnselen zijn niet geschikt de mensen tot geestelijk streven te brengen, ze verhogen eerder de drang om te onderzoeken, ze geven veelmeer voeding aan het verstand van de mens, niet echter aan de ziel. Daarentegen bedient Mijn tegenstander zich van zulke middelen, die toch ook die mensen die reeds de verbinding hebben gevonden met de geestelijke wereld, beïnvloeden, die echter wonderen verwachten, dus wier denken nog te veel aards gericht is.

Wel zullen zulke verschijnselen hun geen schade berokkenen omdat ze zich steeds weer aan Mij zullen vasthouden. Maar toch wint Mijn tegenstander nog veel mensen voor zich, want hoe meer het verstand bezig is om die verschijnselen te doorgronden, des te minder komt de geest in hen aan zijn trekken. Op zo'n manier beïnvloed IK de mensen nooit, dat zij tot meer verstandelijke arbeid worden aangezet. Want IK wil de mensen Licht brengen en geen onoplosbare problemen opgeven.

En het zijn onoplosbare problemen die Mijn tegenstander u voorzet, als het ongewone onaardse verschijnselen betreft die hij op het einde der tijden in scene zal zetten om verwarring te stichten. En hij zal ook op de mensen die aan hem gebonden zijn zo inwerken, dat dezen toelaten dat dingen ontstaan die weliswaar aards-materieel, maar toch van een raadselachtige aard zijn en die hij eveneens als middel aanwendt om het denken van de mensen op een dwaalspoor te leiden.

Wie zich door zulke verschijnselen laat verblinden die kent de eeuwige wetten van de ordening niet, die onveranderd zullen blijven bestaan, omdat die alleen ook een verdergaande ontwikkeling van het geestelijke waarborgen. Wat van MIJ uitgaat, wat dus van goddelijke oorsprong is, zal altijd Licht zijn, Klaarheid zijn en Licht schenken aan hen die Licht verlangen.

Wat echter onopgehelderd blijft, wat tot ontelbare gissingen aanleiding geeft en altijd weer veronderstelling blijft, dat komt van Mijn tegenstander af die ook grote macht heeft, maar toch alleen dan als hem deze door het gedraq en de instelling van de mensen versterkt wordt. Dan kan hij zich ook zichtbaar uiten en schijnbeelden te voorschijn toveren die alleen een uitvloeisel van zijn satanische wil zijn.

De middelen die IK aanwend om nog vóór het einde zielen te winnen zijn van een andere aard, want ze beperken de vrije wil van ieder afzonderlijk niet, terwijl het doel van Mijn tegenstander is de mensen door raadselachtige verschijnselen een gedachtengang op te dringen en hun zo de vrijheid van wil te ontnemen. Het zal hem niet gelukken dwang uit te oefenen, maar de mensen geven zelf liever aan hem gehoor dan aan de zachte stem waardoor IK hen aanspreek. Maar ook IK dwing de mensen niet.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte